Programma 7 - Volksgezondheid en milieu
Omschrijving
2026
2027
2028
2029
A.
Exploitatie
1
Rijksregeling klimaat en energiebeleid
0
0
0
0
a. Zeeuwse samenwerking Circulaire Economie
-55
-55
-55
-55
b. ManagementPlan
-100
0
0
0
c. Zeeuwse samenwerking energietransitie
-27
-27
-27
-27
2
Bijdrage RUD-Zeeland
20
20
20
20
3
Archieftaken RUD Zeeland
-20
-20
-20
-20
4
Evaluatie kostendekkendheid legesopbrengsten
pm
pm
pm
pm
5
Bijdrage OLAZ (inclusief ZRD)
0
0
0
0
6
Trendmatige verhoging lokale belastingen en heffingen
11
11
11
11
7
Bijdrage GGD Zeeland
36
36
36
36
B.
Investeringen
1
Mutatie lopende kapitaallasten
pm
pm
pm
pm
2
Kapitaallasten investeringsplanning 2026-2029
0
0
0
0
Totaal
-135
-35
-35
-35
Bedragen x € 1.000. Door afrondingsverschillen sluiten de saldi mogelijk niet exact aan.
Toelichting
A1. Rijksregeling klimaat en energiebeleid
De rijksoverheid kent een tijdelijke regeling waarmee decentrale overheden capaciteit kunnen financieren
voor de uitvoering van klimaat- en energiebeleid (CDOKE-regeling). CDOKE is beschikt tot en met 2025
(uiterlijk uit te geven in 2027). Over de periode hierna zegt het RVO: Er wordt nog gewerkt aan een regeling
voor na 2025. Hier zijn al middelen voor gereserveerd. In 2026 worden de middelen verwacht via een
decentrale uitkering. Vanaf 2027 vindt uitkering plaats via een bijzondere fondsuitkering. De exacte hoogte
van de uitkering per jaar is nog niet bekend (Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat-
en energiebeleid (CDOKE) (rvo.nl)). Met deze nieuwe regeling ontstaat tot 2030 financiële zekerheid.
In 2023 ontvangen: € 427.954 uiterlijk uit te geven op 31 december 2025
90% te besteden aan capaciteit: € 385.159
10% te besteden aan overige kosten: € 42.795
In 2024 ontvangen: € 507.855,48, uiterlijk uit te geven op 31 december 2026
90% te besteden aan capaciteit: € 457.069,93
10% te besteden aan overige kosten: € 50.785,55
Daarnaast ontvangen voor realisatie zon- en windprojecten (CDOKE Planfinanciering): € 61.321
In 2025 ontvangen: € 780.886,68, uiterlijk uit te geven op 31 december 2027
90% te besteden aan capaciteit: € 702.798,01
10% te besteden aan overige kosten: € 78.088,67
Daarnaast ontvangen voor realisatie zon- en windprojecten (CDOKE Planfinanciering): € 61.872
De CDOKE-middelen worden ieder jaar ingezet om de personeelskosten die gemoeid gaan met uitvoering
van klimaat- en energiebeleid te dekken. De besparing die dit op de reguliere salarislasten oplevert, is
ingerekend in de Kadernota van 2025-2028. Begin 2025 is duidelijk geworden dat het capaciteitsgeld (90%)
van de jaren 2023 en 2024 kon worden verantwoord en daarmee is vrijgevallen. Dit geldt slechts gedeeltelijk
voor de overige kosten (10%) en de planfinancieringskosten van die jaren.
Om alle toegekende middelen op een juiste en effectieve wijze te besteden zijn regionale afspraken gemaakt
en/of is geld benodigd voor onderzoek of de uitvoering van bepaalde projecten. Hierbij gaat het om:
a)
Structureel € 55.388 beschikbaar maken voor de Zeeuwse samenwerking Circulaire Economie. Begin
2025 zijn er beleidsdoelstellingen vastgesteld om op een realistische manier toe te werken naar een
circulaire economie. Dit doen de Zeeuwse gemeenten gezamenlijk, met het behoud van ruimte voor
individuele gemeentelijke wensen. De eerste kosten van de samenwerking en implementatie van deze
beleidsdoelstellingen zijn gedekt uit bestaande middelen voor energie en klimaat. Voor een consistente
en doelmatige samenwerking is structureel geld benodigd.
b)
€ 100.000 beschikbaar maken voor een Pre-SMP en SMP (Soorten ManagementPlan). Bescherming van
een aantal beschermde dieren is opgenomen in het Besluit Kwaliteit en Leefomgeving van de
Omgevingswet. Kortweg betekent dit dat er geen beschermde dieren mogen worden geschaad bij
werkzaamheden aan gebouwen. Dit geldt ook voor het uitvoeren van isolatiemaatregelen. Om inwoners
in staat te stellen om isolatiemaatregelen uit te blijven voeren, al dan niet met ondersteuning vanuit het
Zeeuws Isolatieprogramma, dient een SoortenManagementPlan opgesteld te worden. Hiertoe behoort dat
er ecologisch onderzoek naar de verblijfplaatsen van diverse soorten vleermuizen en vogels uitgevoerd
wordt, dan er alternatieve verblijfplaatsen voor deze diersoorten gecreëerd worden en dat deze plaatsen
de komende jaren onderhouden en gemonitord worden. Omdat het opstellen van een SMP een lange
termijn beslaat is het toegestaan om eerst te werken met een ‘versimpelde versie’, een Pre-SMP. De
Rijksoverheid heeft onderkend dat ze de provincies (bevoegd gezag m.b.t. Natuurvriendelijk Isoleren) en
gemeenten met deze voorwaarde heeft opgezadeld met een duur onderzoek en heeft daarom een
specifieke uitkering (SPUK) aan provincies toegezegd. Provincies dienen deze gelden te verdelen onder
gemeenten om hun kosten te drukken. Het eerste deel van de SPUK is al bekend gemaakt en bedraagt
voor Reimerswaal € 123.624. Het tweede deel is nog niet bekend, verwacht wordt dat dit een
vergelijkbaar aandeel zal zijn. Naar verwachting is dat deze bijdrage slechts 20% van de kosten dekt. De
met de Pre-SMP en SMP gemoeide kosten zijn nog niet definitief vastgelegd maar worden momenteel
ingeschat op ruim € 500.000 (zonder aftrek van SPUK).
c)
Zeeuwse samenwerking energietransitie (huidige bijdrage energieke gemeenten)
De Zeeuwse samenwerking ten bate van de energietransitie ontwikkelt zich door van beleidsvormend
gremia naar beleidsimplementatie en -uitvoering. Dit betekent dat er meer uitvoeringsprojecten vorm
krijgen (bijvoorbeeld het Zeeuws Isolatieprogramma) en de uitvoeringscapaciteit geformaliseerd moet
worden. De gemeente Terneuzen heeft hiervoor de rol van coördinerende gemeente per 1 januari 2025
overgenomen van de gemeente Goes. Momenteel wordt gewerkt aan afspraken tussen de coördinerende
gemeente (Terneuzen) en de deelnemende gemeenten (overige 12 Zeeuwse gemeenten). Ingezet wordt
op een evenredige verdeling van 50% van de kosten over alle gemeenten en de overige 50% op basis
van inwonertal. Voor de gemeente Reimerswaal betekent dit structureel € 26.505 per jaar.
A2. Robuuste RUD-Zeeland, verhuizing en verandering ondersteuning PIOFACH-taken
Op basis van bepalingen van het rijk dienen de Omgevingsdiensten in Nederland, waaronder de RUD-
Zeeland, te gaan voldoen aan een eisenpakket. Indien een Omgevingsdienst aan de eisen voldoet wordt het
een Robuuste Omgevingsdienst genoemd. Per 1 april 2024 hebben alle Omgevingsdiensten de
staatssecretaris moeten berichten op welke wijze zij gaan voldoen aan de robuustheidseisen. Dit kan door
uitbreiding van de dienstverlening dan wel door het samengaan met een andere omgevingsdienst. De RUD-
Zeeland heeft besloten zelfstandig robuust te willen worden en ziet hier ook goede mogelijkheden voor.
Daarnaast heeft de aanbieder van huisvesting en ondersteuning aan de RUD-Zeeland, gemeente
Terneuzen, te kennen gegeven de overeenkomst eind 2025 te willen beëindigen. Concreet betekent dit dat
de RUD-Zeeland naar een gebouw in Middelburg verhuist en dat de provincie Zeeland de ondersteuning van
de PIOFACH-taken voor de RUD-Zeeland gaat verzorgen.
De totale kostenstijging (robuuste RUD, huisvesting en PIOFACH-taken) die dit met zich meebrengt
bedraagt voor de jaren 2026 t/m 2029 voor gemeente Reimerswaal:
2026: € 331.000
2027: € 355.000
2028: € 385.000
2029: € 415.000
Binnenkort wordt de ontwerpbegroting 2026 waarin bovengenoemde wijzigingen zijn opgenomen, bestuurlijk
in roulatie gebracht. Er is dan de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
Collegevoorstel
Het college stelt voor om de bezuinigingsrichtlijn van de VZG toe te passen. Deze richtlijn is gekoppeld aan
de AU GF. Als de AU GF in enig jaar daalt met meer dan 1% dan volgt een doorvertaling naar de
gemeenschappelijke regelingen.
In 2026 daalt de AU GF, maar minder dan eerst voorzien. Mogelijk leidt dit tot aanpassing van de VZG
richtlijn. De besluitvorming hierover volgt na de septembercirculaire 2025. Daarom wordt voor deze
Kadernota voorgesteld om vanaf 2026, 2,2% op de bijdrage te bezuinigen. Voor de RUD betekent dat een
daling in de vergoeding t.o.v. 2025 van € 20.000 (dit betreft alleen de uitvoeringskosten).
Hiermee is vanaf 2026 rekening gehouden in deze Kadernota. In communicatie en besluitvorming zal
duidelijk gemaakt moeten worden wat het standpunt van de gemeente is en dat de gemeenschappelijke
regelingen aan zet zijn om ervoor te zorgen dat de gemeentelijke bijdrage omlaag moet.
A3. Archieftaken RUD-Zeeland
De colleges (B&W en GS) zijn verantwoordelijk voor de archivering en het beheer van de VTH-dossiers die
bij de RUD Zeeland gevormd worden. Naar aanleiding van een onderzoek van het Zeeuws Archief over de
tekortkomingen in de informatiehuishouding bij de RUD heeft een werkgroep met ter zake deskundigen een
advies uitgebracht om de archivering van de VTH dossiers beter te organiseren. Dit advies is in februari
2025 door de informatiedeskundigen van alle deelnemers ondersteund. Concreet betekent dit om de taken
bij de RUD te beleggen en de daarbij horende middelen ter beschikking te stellen. Hierdoor kan op efficiënte
en uniforme wijze de archivering van de afgeronde VTH dossiers vorm krijgen.
De structurele jaarlijkse kosten voor gemeente Reimerswaal worden geraamd op € 20.000.
Ook voor deze begrotingswijziging wordt een bestuurlijk traject ingezet. Dit zal parallel lopen met de
procedure voor de ontwerpbegroting 2026 van de RUD-Zeeland.
A4. Leges kostendekkendheid
In verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is de Legesverordening
aangepast. Nieuw onder
de Omgevingswet is o.a. dat leges voor
milieuvergunningen mogen worden
berekend.
Mede
omdat
de
nieuwe
legesverordening
gebaseerd
is
op
verwachtingen,
is
bestuurlijk
afgesproken
om
na
een
periode
van
pakweg
een
jaar
te
bezien
in
hoeverre
er
sprake
is
van
kostendekkendheid
van
de
nieuw
opgemaakte
legesverordening.
Aangezien
er
juist
voor
de
inwerkingtreding van de Omgevingswet relatief grote hoeveelheden vergunningen zijn aangevraagd, die in
de eerste maanden van 2024 behandeld zijn en waarvan de leges berekend zijn op basis van de oude
legesverordening, is het weinig zinvol om over 2024 een evaluatie uit te voeren. Deze evaluatie zal over
2025 worden uitgevoerd.
A5. Bijdrage OLAZ
Op basis van de begroting 2026 van OLAZ kan rekening worden gehouden met een toename van de
bijdrage aan de GR met € 13.000. Ten opzichte van de bijdrage 2025 op basis van de primaire begroting
van de GR betekent dit een stijging van de gemeentelijke bijdrage met 12%. Ten opzichte van de gewijzigde
begroting 2025 betekent dit een stijging van ruim 1%.
Dit heeft echter geen budgettair effect aangezien het exploitatieresultaat voor de taakvelden afval jaarlijks
wordt verrekend met de desbetreffende egalisatievoorziening.
A6. Trendmatige verhoging lokale belastingen en heffingen
Op basis van voorlopige berekeningen wordt over de periode waarover de trendmatige verhoging van de
tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen wordt berekend, een indexering verwacht van 3,5%.
De periode waarover de trendmatige verhoging van de gemeentelijke belastingen en heffingen wordt
berekend, is van mei voorgaand jaar (2024) tot en met april van het huidige jaar (2025) ten behoeve van de
begroting van het volgende jaar (2026).
Bij het toepassen van een trendmatige verhoging van 3,5% hoort in totaliteit een hogere opbrengst van
€ 241.700 structureel (inclusief het deel dat geen budgettaire consequentie heeft). Het budgettaire aandeel
in programma 7 bedraagt € 11.300.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat ook de tarieven voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing
jaarlijks worden aangepast met de trendmatige verhoging (voor de rioolheffing komt daar nog een verhoging
van 1% bovenop op basis van het in 2022 vastgestelde VGRP 2022-2026). Dit heeft echter geen budgettair
effect aangezien het exploitatieresultaat voor de taakvelden afval en riolering jaarlijks wordt verrekend met
de desbetreffende tariefegalisatievoorzieningen.
A7. GGD Zeeland
Voor de bijdrage aan GGD Zeeland moet rekening worden gehouden met een kostenstijging als gevolg van,
besluitvorming in het kader van samenwerken en gezamenlijke huisvesting GGD/VRZ Of én hoe hoog de
gemeentelijke bijdrage uiteindelijk hoger uitvalt is afhankelijk van de toekomstige besluitvorming ( zie ook
programma 1).
Momenteel werkt GGD Zeeland scenario’s uit die de begroting in lijn moeten brengen met de VZG richtlijn
van – 2,2%. Over de keuze van het scenario(’s) moet nog besluitvorming plaatsvinden, maar de ingediende
conceptbegroting 2026 is vooralsnog sluitend door hogere bijdragen van de deelnemers te vragen. Voor
Reimerswaal betekent dit een structureel € 27.000 hogere bijdrage.
Collegevoorstel
Het college stelt voor om de bezuinigingsrichtlijn van de VZG toe te passen. Deze richtlijn is gekoppeld aan
de AU GF. Als de AU GF in enig jaar daalt met meer dan 1% dan volgt een doorvertaling naar de
gemeenschappelijke regelingen.
In 2026 daalt de AU GF, maar minder dan eerst voorzien. Mogelijk leidt dit tot aanpassing van de VZG
richtlijn. De besluitvorming hierover volgt na de septembercirculaire 2025. Daarom wordt voor deze
Kadernota voorgesteld om vanaf 2026, 2,2% op de bijdrage te bezuinigen. Voor de GGD betekent dat een
daling in de vergoeding t.o.v. 2025 van ca. € 36.000.
Hiermee is vanaf 2026 rekening gehouden in deze Kadernota. In communicatie en besluitvorming zal
duidelijk gemaakt moeten worden wat het standpunt van de gemeente is en dat de gemeenschappelijke
regelingen aan zet zijn om ervoor te zorgen dat de gemeentelijke bijdrage omlaag moet.
Toelichting investeringen
B1. Mutatie lopende kapitaallasten
De huidige staat van activa wordt voor de programmabegroting 2026 – 2029 geactualiseerd. Hier zullen naar
verwachting geen grote mutaties uit voort vloeien. In deze Kadernota is gerekend met de stand tot en met de
besluitraad april 2025.
B2. Kapitaallasten investeringsplanning 2026 – 2029
De vigerende investeringsplanning is doorgelopen op actualiteit en op de noodzaak om de investeringen op
relatief korte termijn te realiseren.
Alleen nieuw opgenomen investeringen zijn hieronder toegelicht.
Riolering
In februari 2022 heeft de raad het nieuwe vGRP 2022-2026 vastgesteld. Vooralsnog wordt rekening
gehouden met de volgende vervangingsinvesteringen in de komende jaren:
2024
€ 1.682.547
2025
€ 1.953.079
2026
€ 2.022.647
Voor de investeringen voor 2027, 2028 en verder is nu nog uitgegaan van vervanging op basis van jaar van
aanleg. De kapitaaluitgaven zullen gemiddeld rond de € 2,1 miljoen per jaar zijn. Deze kapitaaluitgaven zijn
noodzakelijk om de gemeentelijke riolering op orde te houden waardoor de volksgezondheid op dit punt
gewaarborgd kan worden. Hierbij kan de standaard afschrijvingstermijn van 40 jaar worden aangehouden.
De
verwachting
is
dat
opgenomen
vervangingsinvesteringen
na
het
vGRP
2022-2026
mogelijk
niet
toereikend zijn door de inflatiestijgingen. Bij het opstellen van een nieuw vGRP zal hier de nodige aandachtig
aan besteed moeten worden.