Programma 7 - Volksgezondheid en milieu
Omschrijving
2025
2026
2027
2028
A.
Exploitatie
1
RES
-16
-16
-16
-16
1
Rijksregeling klimaat en energiebeleid
318
318
318
318
2
Bijdrage RUD-Zeeland
-136
-267
-310
-310
4
Saneringskosten volkstuinen Kruiningen
pm
-
-
-
5
Gewassen onderzoek PFAS bijdrage gemeente
pm
-
-
-
6
Bijdrage OLAZ (inclusief ZRD)
-
-
-
-
7
Trendmatige verhoging lokale belastingen en heffingen
9
9
9
9
8
Bijdrage GGD Zeeland
-54
-15
-15
-15
B.
Investeringen
1
Mutatie lopende kapitaallasten
pm
pm
pm
pm
2
Kapitaallasten investeringsplanning 2025-2028
-
-
-
-41
Totaal
121
29
-14
-55
Bedragen x € 1.000. Door afrondingsverschillen sluiten de saldi mogelijk niet exact aan.
Toelichting
A1. Rijksregeling klimaat en energiebeleid
De rijksoverheid kent een tijdelijke regeling waarmee decentrale overheden capaciteit kunnen financieren
voor de uitvoering van klimaat- en energiebeleid (CDOKE-regeling). CDOKE is beschikt tot en met 2025
(uiterlijk uit te geven in 2027). Over de periode hierna zegt het RVO: Er wordt nog gewerkt aan een regeling
voor na 2025. Hier zijn al middelen voor gereserveerd. U ontvangt bericht wanneer hier meer duidelijkheid
over is (Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE) (rvo.nl)).
Met deze nieuwe regeling zou tot pakweg 2030 financiële zekerheid ontstaan.
In 2023 ontvangen: € 427.954, uiterlijk uit te geven op 31 december 2025
90% te besteden aan capaciteit: € 385.159
10% te besteden aan overige kosten: € 42.795
In 2024 ontvangen: € 431.836, uiterlijk uit te geven op 31 december 2026
90% te besteden aan capaciteit: € 388.652
10% te besteden aan overige kosten: € 43.184
In 2025 ontvangen: € 435.718, uiterlijk uit te geven op 31 december 2027
90% te besteden aan capaciteit: € 392.146
10% te besteden aan overige kosten: € 43.572
Voor CDOKE 2023 zijn de daadwerkelijke personeelskosten geïnventariseerd met als resultaat dat
€ 312.753 besteed is. Dus van het 90%-bedrag van 2023, € 385.159, kan inmiddels € 312.753 verantwoord
worden en worden ‘uitgeruild’ met de huidige kostenpost waaruit de personeelskosten betaald worden. Het
restant (€72.406) van het 90%-budget wordt meegenomen naar 2024. Hetzelfde geldt voor het 10%-budget.
Voor het bedrag van € 312.753 zijn de volgende plannen gemaakt:
-
200.000
beschikbaar
maken
voor
een
Algemene
duurzaamheidssubsidie
van
de
gemeente
Reimerswaal. Momenteel bieden we een isolatiesubsidie vanuit het Nationaal Isolatieprogramma. Dit is
subsidie voor woningen met de laagste energielabels (D t/m G). Van de doelgroep die hierbuiten valt,
bijvoorbeeld energielabel C of een monumentenpand (niet subsidiabel vanuit NIP), verwachten we ook dat
er
de
komende jaren stappen
worden
ondernomen in
het
verduurzamen
van
de
woning maar
deze
doelgroep kunnen we momenteel nog niet stimuleren en ondersteunen door middel van een subsidie. Door
bovenvermeld bedrag in te zetten voor een algemene Reimerswaalse duurzaamheidssubsidie kunnen we
alle inwoners een (klein) steuntje in de rug geven en daarmee stimuleren om te verduurzamen. Met deze
algemene duurzaamheidssubsidie bieden we ook opvolging aan motie M2023.19 van het CDA en aan
M2023.08 van Leefbaar Reimerswaal, die beide in eigen vorm oproepen tot het ondersteunen van inwoners
door
middel
van
een
(kleine)
financiële
impuls.
De
exacte
voorwaarden
voor
deze
algemene
duurzaamheidssubsidie moeten nog worden opgesteld.
-
€ 25.000 beschikbaar maken voor de implementatie van het beleid voor Circulaire Economie. In
2023 en 2024 zijn er beleidsdoelstellingen opgesteld om toe te werken naar de door de Rijksoverheid
gestelde doelen voor een Circulaire Economie. Deze worden medio 2024 voorgelegd aan de gemeenteraad.
Na vaststelling van deze beleidsdoelstellingen dienen deze geïmplementeerd te worden. In het huidige
Reimerswaalse Energie- en Klimaatbeleid waren de doelstellingen rondom Circulaire Economie nog niet
bekend en deze zijn daarom geen onderdeel geworden van dit beleid. Derhalve zijn er nog geen middelen
voor
dit
snel
gegroeide
beleidsveld
beschikbaar
terwijl
die
wel
nodig
zijn
voor
de
realisatie
van
de
implementatieplannen (zie concept beleidsdoelstellingen CE).
-
87.753
beschikbaar
maken
voor
een
Pre-SMP
en
SMP
(Soorten
ManagementPlan).
De
Rijksoverheid
stelt
met
het
Nationaal
Isolatieprogramma de
voorwaarde
dat
spouwmuurisolatie
alleen
toegepast mag worden als er voldaan wordt aan de voorwaarden van Natuurvriendelijk Isoleren. Om hieraan
te voldoen dient een volledig Soorten ManagementPlan opgesteld te worden. Hiertoe behoort dat er
ecologisch onderzoek naar de verblijfplaatsen van diverse soorten vleermuizen en vogels uitgevoerd wordt,
dan er alternatieve verblijfplaatsen voor deze diersoorten gecreëerd worden en dat deze plaatsen de
komende jaren onderhouden en gemonitord worden. Omdat het opstellen van een SMP een lange termijn
beslaat is het toegestaan om eerst te werken met een ‘versimpelde versie’, een Pre-SMP. De Rijksoverheid
heeft onderkend dat ze de provincies (bevoegd gezag m.b.t. Natuurvriendelijk Isoleren) en gemeenten met
deze voorwaarde heeft opgezadeld met een duur onderzoek en heeft daarom een specifieke uitkering
(SPUK) aan provincies toegezegd. Provincies dienen deze gelden te verdelen onder gemeenten om hun
kosten te drukken. Het eerste deel van de SPUK is al bekend gemaakt en bedraagt voor Reimerswaal €
123.624. Het tweede deel is nog niet bekend, verwacht wordt dat dit een vergelijkbaar aandeel zal zijn. De
met de Pre-SMP en SMP gemoeide kosten zijn nog niet definitief vastgelegd maar worden momenteel
ingeschat op ruim € 300.000 (zonder aftrek van SPUK). Door het reserveren van het bedrag van € 87.753
binnen het CDOKE-budget wordt verwacht dat er in ieder geval voor de eerste gemeentelijke kostendekking
aanwezig is.
Verder worden er hogere kosten verwacht voor de Zeeuwse samenwerking duurzaamheid en voor de RES.
De Zeeuwse samenwerking duurzaamheid (Bijdrage energieke gemeenten) staat nu op voor € 13.676. In de
doorontwikkeling van deze samenwerking zit een verhoging van de jaarlijkse bijdrage. Voor Reimerswaal is
het voorstel vanaf 2025: € 28.025 per jaar.
Voor de Regionale Samenwerking RES staat nu € 9.500 op. In de RES 2.0 zit een meerjarenbegroting met
hogere kosten dan in RES 1.0. Ook RES 2.0 moet nog worden voorgelegd aan de raden. Het exacte bedrag
voor Reimerswaal is nog niet bekend, maar verwacht wordt een stijging van max. € 2.000.
Voorstel college
Bij de veilige opties in Plan B is een draaiknop met betrekking tot de CDOKE-regeling opgenomen. Doordat
salarislasten van eigen personeel aan de specifieke uitkering kunnen worden toegerekend, ontstaat een
onderbesteding op de post salarislasten. Verwacht wordt dat een bedrag van € 318.000 als voordeel kan
worden ingeboekt.
A2. Robuuste RUD-Zeeland
Op basis van bepalingen van het rijk dienen de Omgevingsdiensten in Nederland, waaronder de RUD-
Zeeland, te gaan voldoen aan een eisenpakket. Indien een Omgevingsdienst aan de eisen voldoet wordt het
een Robuuste Omgevingsdienst genoemd. Per 1 april 2024 hebben alle Omgevingsdiensten de
staatssecretaris moeten berichten op welke wijze zij gaan voldoen aan de robuustheidseisen. Dit kan door
uitbreiding van de dienstverlening dan wel door het samengaan met een andere omgevingsdienst. De RUD-
Zeeland heeft besloten zelfstandig robuust te willen worden en ziet hier ook goede mogelijkheden voor.
Later dit jaar worden de plannen daarvoor aan de gemeenteraden en Staten voorgelegd van de
deelnemende gemeenten. De kostenstijging die dit met zich meebrengt bedraagt voor de jaren 2025 t/m
2027 gemiddeld ruim een ton per jaar. Verwachte extra kosten o.b.v. de 3e wijziging 2024 van RUD-Zeeland:
2025: € 136.000
2026: € 267.000
2027: € 310.000
2028: € 310.000
A3. Leges kostendekkendheid
In verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 diende de Legesverordening
te worden aangepast. Nieuw onder de Omgevingswet is o.a. dat leges voor milieuvergunningen mogen
worden berekend. Mede omdat de nieuwe legesverordening gebaseerd is op verwachtingen, is bestuurlijk
afgesproken
om
na
een
periode
van
pakweg
een
jaar
te
bezien
in
hoeverre
er
sprake
is
van
kostendekkendheid van de legesverordening. Deze evaluatie zal in de loop van 2024 worden uitgevoerd.
A4. Saneringskosten volkstuinencomplex Kruiningen
Uit bodemonderzoek is het duidelijk geworden dat ter plaatse van het moestuinencomplex Kruiningen een
bovenmatige verontreiniging met PFAS aanwezig is. Sanering hiervan is noodzakelijk op grond van
wettelijke bepalingen. Het rijk is voornemens een subsidieregeling op te stellen voor de sanering van dit
soort locaties. De hoogte van de bijdrage is, evenals de voorwaarden, nog niet bekend. Naar de totale
omvang van de saneringskosten wordt onderzoek gedaan, deze bedragen naar verwachting rond € 1 mln.
Het is de verwachting dat er ook een (flinke) financiële inspanning van de gemeente benodigd is.
Voorstel college
Omdat omvang van de kosten en eventuele bijdragen hierin nog onbekend zijn, deze post voorlopig als “PM”
opnemen in de Kadernota.
A5. Gewassen onderzoek PFAS
Vanwege verhoogde concentraties in de grond heeft de GGD aangegeven dat risico’s vanwege de
aanwezigheid van PFAS door opname ervan in gewassen niet uit te sluiten is. Daarom is binnen
Reimerswaal een gewassenonderzoek gestart om na te gaan of de door het RIVM modelmatig bepaalde
PFAS-opname in gewassen in de praktijk ook voorkomt. Voor dit onderzoek dat gesplitst is in 2 fasen
worden financiële middelen gezocht bij het ministerie en de provincie Zeeland. Het is echter niet zeker dat
de benodigde 100.000 (voor beide fasen) geheel of gedeeltelijk vergoed gaat worden.
Voorstel college
Aangezien de bijdragen van derden nog niet bekend zijn wordt deze post als PM opgenomen.
A6. Bijdrage OLAZ (inclusief ZRD)
Op basis van de begroting 2025 van OLAZ kan rekening worden gehouden met een afname van de bijdrage
aan de GR met € 13.000. Ten opzichte van de bijdrage 2024 op basis van de primaire begroting van de GR
betekent dit een daling van de gemeentelijke bijdrage met ruim 1%.
Dit heeft echter geen budgettair effect aangezien het exploitatieresultaat voor de taakvelden afval jaarlijks
wordt verrekend met de desbetreffende tariefegalisatievoorziening.
A7. Trendmatige verhoging lokale belastingen en heffingen
Op basis van voorlopige berekeningen wordt over de periode waarover de trendmatige verhoging van de
tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen wordt berekend, een indexering verwacht van 2,8%.
De periode waarover de trendmatige verhoging van de gemeentelijke belastingen en heffingen wordt
berekend, is van mei voorgaand jaar (2023) tot en met april van het huidige jaar (2024) ten behoeve van de
begroting van het volgende jaar (2025).
Bij
een trendmatige
verhoging
van
2,8%
hoort een bedrag
aan
inkomsten van € 187.200
structureel
(inclusief het deel dat geen budgettaire consequentie heeft). Het aandeel binnen programma 7 bedraagt
€ 8.800.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat ook de tarieven voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing
jaarlijks worden aangepast met de trendmatige verhoging (voor de rioolheffing komt daar nog een verhoging
van 1% bovenop op basis van het in 2022 vastgestelde VGRP 2022-2026). Dit heeft echter geen budgettair
effect aangezien het exploitatieresultaat voor de taakvelden afval en riolering jaarlijks wordt verrekend met
de desbetreffende tariefegalisatievoorzieningen.
A8. GGD Zeeland
Voor de bijdrage aan de GR GGD Zeeland moet rekening worden gehouden met een kostenstijging als
gevolg van de VZG-richtlijn met 3,9 % structureel ten opzichte van de bijdrage 2024. Op basis van de
primaire begroting 2024 betekent dit een stijging van de gemeentelijke bijdrage met een bedrag van
€ 54.310.
Voorstel college
Het college stelt voor om de bezuinigingsrichtlijn van de VZG toe te passen. Deze richtlijn is gekoppeld aan
de AU GF. Als de AU GF in enig jaar daalt met meer dan 1% dan volgt een doorvertaling naar de
gemeenschappelijke regelingen. In 2025 daalt de uitkering al behoorlijk en vanaf 2026 aanzienlijk. Daarom
wordt voorgesteld om vanaf 2026, 2,5% op de bijdrage te bezuinigen. Voor de GGD betekent dat € 39.463
lagere vergoeding t.o.v. 2025.
Met deze verlaging is vanaf 2026 rekening gehouden in deze kadernota. In communicatie en besluitvorming
zal duidelijk gemaakt moeten worden wat het standpunt van de gemeente is en dat de gemeenschappelijke
regelingen aan zet zijn om ervoor te zorgen dat de gemeentelijke bijdrage omlaag moet.
Toelichting investeringen
B1. Mutatie lopende kapitaallasten
De huidige staat van activa wordt voor de programmabegroting 2025 – 2028 geactualiseerd. Hier zullen naar
verwachting geen grote mutaties uit voort komen. In deze kadernota is gerekend met de stand tot en met de
besluitraad april 2024.
B2. Kapitaallasten investeringsplanning 2025 2028
De vigerende investeringsplanning is doorgelopen op actualiteit en op de noodzaak om de investeringen op
relatief korte termijn te realiseren. Dit heeft voor programma 7 niet geresulteerd in het doorschuiven van
posten.
Alleen nieuw opgenomen investeringen zijn hieronder toegelicht.
Riolering
In februari 2022 heeft de raad het nieuwe vGRP 2022-2026 vastgesteld. Vooralsnog
wordt rekening
gehouden met de volgende vervangingsinvesteringen in de komende jaren:
2024
€ 1.682.547
2025
€ 1.953.079
2026
€ 2.022.647
Voor de investeringen voor 2027, 2028 en verder is nu nog uitgegaan van vervanging op basis van jaar van
aanleg. De kapitaaluitgaven zullen gemiddeld rond de € 2,1 miljoen per jaar zijn. Deze kapitaaluitgaven zijn
noodzakelijk om de gemeentelijke riolering op orde te houden waardoor de volksgezondheid op dit punt
gewaarborgd kan worden. Hierbij kan de standaard afschrijvingstermijn van 40 jaar worden aangehouden.
De verwachting is dat opgenomen vervangingsinvesteringen in het vGRP 2022-2026 en daarna mogelijk niet
toereikend zijn door de inflatiestijgingen. Hiervoor moet nog een evaluatie worden uitgevoerd.
Begraafplaatsen
In 2026 is een bedrag voorzien voor het uitbreiden van de begraafcapaciteit van de begraafplaats in
Waarde. Bij het actualiseren van het beleids- en beheerplan begraafplaatsen 2023-2026 is als beleid
opgenomen dat gekozen wordt voor het uitbreiden van de begraafplaats daar waar dat mogelijk is. In het
huidige investeringsbedrag wat ruim voor die tijd in de investeringsplanning was opgenomen, is nog geen
rekening gehouden met kosten voor een eventuele uitbreiding. In 2024-2025 wordt de planvorming opgestart
en nader onderzoek gedaan naar uitbreiding van het oppervlak waarover nader geadviseerd wordt. Wanneer
besloten wordt om over te gaan tot grondaankoop, dan dient het huidig investeringskrediet hierop aangepast
te worden. Vooralsnog wordt voorgesteld het huidige bedrag van € 494.500 in jaarschijf 2026 aan te houden.