Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Algemeen
Gemeenten hebben in toenemende mate te maken met uiteenlopende risico’s waarvan zij zich bewust moeten
zijn. Een essentiële voorwaarde voor risicobewustwording is inzicht in risico’s. Wanneer dit in voldoende mate
bestaat, kan worden bepaald op welke wijze (1) risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt en (2) de financiële
positie van de gemeente tegen deze risico’s kan worden beschermd. Het Besluit Begroting en Verantwoording
(BBV) en de "Financiële verordening gemeente Tholen 2017" verplichten de gemeente tot het voeren van
risicomanagement en het opstellen van een paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Deze paragraaf
is een onderdeel van het totale risicomanagementproces en geeft met name inzicht in de financiële draagkracht
van de gemeente indien zich onvoorziene tegenvallers voordoen.
De paragraaf gaat in op:
-
Het risicomanagementbeleid;
-
Het risicoprofiel (de gesignaleerde risico’s);
-
De benodigde weerstandscapaciteit;
-
De risico top 5 en de beheersing van deze belangrijkste risico’s;
-
De beschikbare weerstandscapaciteit;
-
De kengetallen omtrent de financiële positie.
Risicomanagementbeleid
Net als iedere andere organisatie heeft ook de gemeente bij de uitvoering van haar taken te maken met
onzekerheden die kunnen leiden tot financiële tegenvallers. Het weerstandsvermogen is het vermogen om deze
tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de continuïteit in gevaar komt. Het weerstandsvermogen kan
worden uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit (risico’s).
Het beleid ten aanzien van risicomanagement is vastgelegd in de "Financiële verordening gemeente Tholen
2017", die door uw raad is vastgesteld op 8 december 2016. De gemeente streeft een ratio na van minimaal 1,5.
Risicoprofiel
Voor de gehele organisatie zijn de belangrijkste risico’s (circa 15) in beeld gebracht. Het risicoprofiel is divers van
aard. Voor de in kaart gebrachte risico’s zijn diverse beheersmaatregelen benoemd. Deze zijn bedoeld om óf de
kans van een risico te verlagen óf de gevolgen te reduceren. Hierdoor zal de totale impact van de risico’s op de
organisatie afnemen.
Benodigde weerstandscapaciteit
Op basis van het risicoprofiel kan bepaald worden hoeveel geld nodig is om alle risico’s te kunnen afdekken. Alle
risico’s
zullen
zich
echter
nooit
én
tegelijk,
én
in
hun
maximale
omvang
voordoen.
De
benodigde
weerstandscapaciteit wordt daarom berekend op basis van een risicosimulatie (Monte-Carlo methode). We gaan
hierbij uit van een zekerheidspercentage van 90%. Door deze benadering wordt voorkomen dat er een te groot
weerstandsvermogen (weerstandscapaciteit) wordt aangehouden. De totaal benodigde weerstandscapaciteit
bedraagt ultimo 2021 circa € 2,8 miljoen (v.j. € 2,3 miljoen).
Risico top 5
In de tabel hieronder zijn de 5 belangrijkste risico’s van de gemeente Tholen, gerangschikt naar financiële impact,
weergegeven. Het percentage geeft het aandeel van het risico in de totaal benodigde weerstandscapaciteit weer
(€ 2,8 miljoen). De top 5 risico’s beslaan circa 80% van de totaal benodigde capaciteit.
Tabel: Belangrijkste 5 financiële risico’s
Risico
Kans
Max. financieel gevolg
Invloed
Tekort als gevolg van inflatie
70%
€ 1.800.000
28%
Tekort gebiedsontwikkeling Tholen Stad Grondexploitatie VOF
50%
€ 2.200.000
25%
Tekort bij de uitvoering van de WMO
70%
€ 800.000
13%
Tekort bij de uitvoering van de Jeugdwet
50%
€ 600.000
7%
Tekorten gemeentelijke grondexploitaties
30%
€ 1.000.000
7%
Ad 1: Tekort als gevolg van inflatie
De afgelopen periode is de inflatie wereldwijd sterk opgelopen. In maart 2022 bedroeg de inflatie in ons land zelfs
afgerond 12%. Organisatiebreed heeft de gemeente te maken met stijgende kosten als gevolg van deze inflatie.
Grofweg valt het risico op te splitsen in:
-
Het risico op hogere investeringskosten. De komende jaren staan aanzienlijke investeringen gepland. De
afgelopen periode zijn de bouwkosten aanzienlijk gestegen. Het risico bestaat dat de investeringskosten
hoger uitvallen dan waarmee in de programmabegroting rekening gehouden is. Het maximumrisico voor de
gemeente schatten we in op circa € 5 miljoen. De kapitaallasten over dit bedrag worden becijferd op € 0,3
miljoen.
-
Het risico op hogere energiekosten. De energieprijzen zijn vanaf het laatste kwartaal van 2021 sterk gaan
stijgen. Ondanks dat de gemeente Tholen contracten heeft waar een deel van het tarief vooraf is vastgelegd
(gefixeerd), is een deel van het tarief onderhevig aan de stijgende energieprijzen. Het maximumrisico wordt
ingeschat op € 0,3 miljoen.
-
Het risico op hogere overige exploitatiekosten. Ook hier hebben we het maximumrisico ingeschat op € 0,3
miljoen.
Het totale risico komt uit op € 0,9 miljoen. Vanwege het structurele karakter hebben we het totale risicobedrag
verdubbeld.
Ad 2: Gebiedsontwikkeling in exploitatie via grondexploitatiemaatschappij Tholen Stad VOF
De grondopbrengsten zijn in de geactualiseerde grondexploitatie residueel berekend. Dit betekent dat de
prijsverandering van de VON-prijzen en de bouwkosten leiden tot andere grondwaarden. Op dit moment is voor
zowel de VON-prijzen als de bouwkosten gekozen om aan te sluiten bij de CPI. De ervaring leert dat de
prijsontwikkeling van de bouwkosten en de VON-prijzen vaak niet gelijk op gaat. In Tholen is de afgelopen jaren
de VON-prijsstijging ten opzichte van de rest van Nederland achtergebleven. De bouwkostenstijging is wel gelijk
opgegaan met de rest van Nederland. Dit heeft tot gevolg gehad dat de grondprijs niet evenredig is mee
veranderd en zelfs is gedaald, ondanks dat de VON-prijzen zijn gestegen. Dit risico is nog steeds actueel. Met
een
dergelijke
ontwikkeling
stijgen
de
grondprijzen
minder
hard
of
kunnen
deze
zelfs
dalen.
Uit
een
gevoeligheidsanalyse blijkt dat dit risico het grootste effect op het resultaat van de grondexploitatie heeft. Hierbij
is dus uitgegaan van een residuele benadering, waarbij de effecten maximaal naar de grondwaarde gaan.
Het maximumrisico voor de gemeente schatten we in op circa € 2,2 miljoen.
Ad 3: Tekort bij de uitvoering van de WMO
Door
decentralisatie
van
taken
op
het
gebied
van
jeugdzorg,
maatschappelijke
ondersteuning
en
arbeidsparticipatie werd het takenpakket van de gemeenten in 2015 flink uitgebreid. Het uitgangspunt was dat
deze transitie budgettair neutraal zou verlopen. Dit is echter totaal niet realistisch gebleken. Dit blijkt o.a. uit het
door adviesbureau BDO uitgevoerde onderzoek naar de kosten van de WMO op basis van de gemeentelijke
jaarrekeningen 2019.
Door introductie van het abonnementstarief was er de afgelopen jaren een toename van de vraag te zien. Dit
heeft geleid tot een opwaartse druk op de budgetten. Daarom is en wordt er op een breed front ingezet om meer
grip te krijgen op de budgetten. Alleerst voeren we samen met andere gemeenten het actieplan ”Grip op WMO”
uit. Daarnaast geven we uitvoering aan ons lokaal actieplan. De eerste tekenen van een trendbreuk zijn
zichtbaar. We zijn dan ook positief gestemd om de vanaf 2022 ingeboekte bezuiniging van € 100.000 per jaar
(oplopend tot € 400.000 in 2025) te kunnen realiseren.
Het maximale risico schatten we in op het bedrag van de ingeboekte bezuiniging (€ 0,4 miljoen). Vanwege het
structurele karakter is dit bedrag verdubbeld.
Ad 4: Tekort bij de uitvoering van de Jeugdwet
Het door AEF uitgevoerde onderzoek naar de middelen die gemeenten structureel nodig hebben om hun taken
voor jeugdzorg goed uit te kunnen voeren liet zien dat gemeenten in 2019 zo’n € 1,8 miljard meer aan jeugdzorg
uitgegeven hebben dan ze aan middelen hebben ontvangen van het Rijk.
Na het inroepen van arbitrage heeft een zogenoemde Commissie van Wijzen uitspraak gedaan. Voor 2022 was
een compensatie van € 1,6 miljard benodigd. Door besparingen (Hervormingsagenda Jeugd) zou de structurele
compensatie uiteindelijk kunnen teruglopen naar € 0,8 miljard vanaf 2026. De middelen voor 2022 zijn nog door
het oude kabinet beschikbaar gesteld, maar de bekostiging vanaf 2023 werd overgelaten aan het nieuwe kabinet.
Deze heeft in het regeerakkoord echter een aanvullende bezuiniging van € 0,5 miljard opgenomen. De extra
bezuiniging in het nieuwe regeerakkoord zet de bedoeling en de uitvoering van de Hervormingsagenda onder
druk. Daarom stemde tijdens de ALV van de VNG van 13 januari 2022 100% van de leden voor het per direct
opschorten van deelname aan de Hervormingsagenda Jeugd. De gemeenten schorten deelname op, totdat er
een
principeafspraak
is
gemaakt
met
het
nieuwe
kabinet. In
deze
principeafspraak moet het
nieuwe
kabinet onderschrijven dat de extra bezuiniging in het coalitieakkoord niet ten laste komt van kwetsbare kinderen
en dat dit niet wordt afgewenteld op gemeenten. Ook verwachten de gemeenten van het kabinet dat deze de
uitspraak van de Commissie van Wijzen respecteert en dus zorgt voor een adequate compensatie van
gemeenten voor de feitelijke uitgaven op het gebied van jeugdhulp. De besparingen uit de uitspraak van de
Commissie van Wijzen lopen reeds op tot € 1 miljard. Dit betekent per saldo een totale bezuiniging van ca. 30%
op het totale jeugdzorgbudget van ca. € 5,5 miljard.
Het maximale risico schatten we in op een bedrag van € 0,3 miljoen. Vanwege het structurele karakter is dit
bedrag verdubbeld.
Ad 5: Tekorten binnen gemeentelijke grondexploitaties
Het grootste risico ten aanzien van de huidige schattingen (en de mogelijke uitkomsten daarvan) zijn gelegen in
woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland en in mindere mate Molenvlietsedijk Zuid Tholen. Bij de overige
complexen zijn de nog te realiseren kosten en opbrengsten beperkt en/of zijn de verwachte eindwaarden zodanig
hoog dat eventuele risico’s binnen het complex zijn op te vangen.
De nog te realiseren opbrengsten binnen woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland bedragen ruim € 7
miljoen, de nog te realiseren kosten bijna € 1,9 miljoen en het verwachte resultaat op eindwaarde € 231.000. De
grootste risico’s binnen dit complex worden veroorzaakt door wijzigingen in de grondprijsontwikkeling en fasering
van met name de dijkwoningen en de woontorens (Havenplateau).
De nog te realiseren opbrengsten binnen woningbouwcomplex Molenvlietsedijk Zuid bedragen bijna € 2 miljoen,
de nog te realiseren kosten bijna € 1,9 miljoen en het verwachte resultaat op eindwaarde € 45.000. De grootste
risico’s binnen dit complex worden veroorzaakt door kostenstijgingen (bouw- en woonrijp maken). Aan de
opbrengstenkant is het risico beperkt. Voor de appartementen (€ 500.000) is namelijk al een overeenkomst
gesloten en voor 9 van de 10 grondgebonden woningen zijn opties uitgegeven.
Het
maximale
risico
schatten
we
in
op
€ 1,0
miljoen
(maar
met
een
kans
van
30%).
Beschikbare weerstandscapaciteit
Met de beschikbare weerstandscapaciteit bedoelen we de aanwezige middelen en mogelijkheden waarover de
gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Hierbij wordt
onderscheid
gemaakt
tussen
incidentele
en
structurele
weerstandscapaciteit.
Onder
de
incidentele
weerstandscapaciteit
(in
vermogen)
vallen
de
Algemene
reserve
niet
vrij
besteedbaar
en
de
reserve
bouwgrondexploitatie. Deze laatste is in 2021 overgeheveld naar de Algemene reserve niet vrij besteedbaar. Tot
de structurele weerstandscapaciteit (in de exploitatie) behoren de post onvoorzien (jaarlijks € 250.000) en de
onbenutte belastingcapaciteit. De riool- en afvalstoffenheffing mogen maximaal kostendekkend zijn (inclusief
compensabele BTW). Omdat dit al het geval is, zit hierin geen ruimte om extra middelen te genereren. Voor de
berekening van de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting wordt het tarief volgens de norm van
artikel 12 Financiële verhoudingswet gehanteerd.
De beschikbare weerstandscapaciteit is als volgt bepaald:
Beschikbare weerstandscapaciteit (in mln)
31-12-2021
31-12-2020
Vermogen
Algemene reserve niet vrij besteedbaar
17,9
15,8
Reserve bouwgrondexploitatie
0,0
1,6
Exploitatie
Onbenutte belastingcapaciteit ozb
2,5
0,9
Onvoorzien
0,2
0,2
Beschikbare weerstandscapaciteit:
20,6
18,5
Kengetallen financiële positie
Op grond van het BBV dient in het jaarverslag een verplichte basisset aan financiële kengetallen in deze
onderhavige paragraaf opgenomen te worden. Aan deze basisset hebben we de ratio weerstandsvermogen
toegevoegd. De kengetallen geven gezamenlijk op eenvoudige wijze inzicht in de financiële positie.
1. Structurele exploitatieruimte
Betekenis
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte is. Daarnaast geeft dit kengetal ook aan of de
gemeente in staat is om structurele tegenvallers op te vangen dan wel of er nog ruimte is voor nieuw beleid.
Berekeningswijze
Op basis van het overzicht ”incidentele baten en lasten’’ kan het saldo van de structurele baten en structurele
lasten worden berekend. Vervolgens wordt hierbij het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan
reserves opgeteld. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door de uitkomst te delen door de totale baten
(zie artikel 17 onderdeel c van het BBV = exclusief mutaties reserves) en uit te drukken in een percentage.
Norm
In het financieel toezicht wordt de begroting van een gemeente langs de lat gelegd die geldt voor artikel 12-
gemeenten. Voor het bedrag voor onvoorzien (conform het BBV artikel 8, lid 1) wordt bij artikel 12-gemeenten
uitgegaan van de vuistregel van 0,6% van de som van de uitkering Gemeentefonds (algemene uitkering plus
integratie- en decentralisatie-uitkeringen) en de ozb-capaciteit. Een gemeente zou in de begroting dit bedrag aan
ruimte moeten ramen om structurele tegenvallers op te kunnen vangen. Uitgedrukt in een percentage van de
totale baten komt dit voor ons neer op circa 0,4%. Wij zetten de structurele exploitatieruimte af tegen deze norm.
Voldoende
Structurele exploitatieruimte hoger dan 0,4%
Matig
Structurele exploitatieruimte tussen 0% en 0,4%
Onvoldoende
Structurele exploitatieruimte kleiner dan 0%
Berekening
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Totale structurele lasten
67.945
67.098
67.886
B
Totale structurele baten
69.551
67.413
70.874
C
Totale structurele toevoegingen aan reserves
72
72
72
D
Totale structurele onttrekkingen aan reserves
20
20
17
E
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
75.416
Struct. exploitatieruimte ((B-A)+(D-C))/E x 100%
2,1%
0,4%
3,9%
Conclusie
De structurele exploitatieruimte is ten opzichte van de primitieve begroting 2021 verbeterd. Deze verbetering
wordt
met
name
veroorzaakt
door
eenmalige
budgetonderschrijdingen
in
structurele
budgetten
(bijv.
afschrijvingslasten). Deze budgetverschillen blijven naar hun aard “structureel”, maar zorgen feitelijk niet voor
toename van de structurele exploitatieruimte.
2. Ratio weerstandsvermogen
Betekenis
De ratio weerstandsvermogen geeft het vermogen aan om tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de
continuïteit in gevaar komt.
Berekeningswijze
De ratio weerstandsvermogen wordt uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde
weerstandscapaciteit (risico’s).
Norm
In het kader van ”Tholen (financieel) in balans” heeft u vanaf 2020 een ratio weerstandsvermogen geformuleerd
van 1,5.
Voldoende
Vanaf 1,0
Matig
Tussen 0,8 en 1,0%
Onvoldoende
Lager dan 0,8
Berekening
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Beschikbare weerstandscapaciteit
18.500
18.200
20.600
B
Benodigde weerstandscapaciteit (risico’s)
2.300
2.500
2.800
Ratio weerstandsvermogen (A/B)
8,0
7,3
7,4
Conclusie
De ratio weerstandsvermogen is licht verbeterd ten opzichte van de primitieve begroting 2021 en voldoet
ruimschoots aan de norm. De verbetering wordt met name veroorzaakt door een toename van de beschikbare
weerstandscapaciteit. Ten opzichte van de jaarrekening 2020 is de ratio licht gedaald door een hogere risico-
inschatting.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis
De solvabiliteitsratio geeft de mate aan waarin de gemeentelijke bezittingen zijn afbetaald (niet belast met
schulden).
Berekeningswijze
De solvabiliteitsratio wordt uitgedrukt als de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal. De
solvabiliteitsratio is het spiegelbeeld van de schuldratio.
Norm
In de VNG-uitgave ‘’Houdbare gemeentefinanciën’’ is aangegeven dat wanneer de solvabiliteit hoger is dan 30%
dit als voldoende kan worden bestempeld en lager dan 20% als onvoldoende. In het kader van Tholen (financieel)
in balans heeft uw raad als doelstelling een solvabiliteit van 20% in 2022 geformuleerd. Bij de kadernota 2022 is
deze doelstelling bijgesteld naar 30% eind 2030.
Voldoende
Vanaf 30%
Matig
20% tot 30%
Onvoldoende
Tot 20%
Berekening
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Eigen vermogen (cf. art. 42 BBV)
23.014
17.948
26.035
B
Balanstotaal
97.681
92.023
103.606
Solvabiliteit (A/B) x 100%
24%
19%
25%
Conclusie
De
solvabiliteit
is
wederom
verbeterd.
Dit
komt
met
name
door
het
positieve
resultaat
over
2021
(resultaatbestemming).
4a. Netto schuldquote
Betekenis
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de (netto) schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de
inkomsten. De hoogte van de inkomsten bepaalt namelijk in belangrijke mate hoeveel schulden een gemeente
kan dragen. Hoe hoger het inkomen des te meer schuld een gemeente kan aangaan.
Berekeningswijze
De netto schuldquote betreft de netto schuld als aandeel van de totale inkomsten (voor reservemutaties). De
netto schuld wordt berekend als de som van de onderhandse leningen, overige vaste schuld, kortlopende schuld
en overlopende passiva minus de langlopende uitzettingen, kortlopende (debiteuren)vorderingen en uitzettingen,
liquide middelen en overlopende activa.
Norm
In de VNG-uitgave ‘’Houdbare gemeentefinanciën’’ is aangegeven dat wanneer de schuld lager is dan de
jaaromzet (< 100%) dit als voldoende kan worden bestempeld en boven de 130% als onvoldoende. Omgerekend
komt dit laatste percentage ongeveer overeen met het Europese schuldplafond van 60% van het bbp.
Voldoende
Tot 100%
Matig
100% tot 130%
Onvoldoende
Vanaf 130%
Berekening
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
53.990
59.853
59.853
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
2.757
4.369
3.191
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
6.971
3.045
5.167
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid d, e en f)
2.573
2.573
2.763
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
17.426
7.472
27.757
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
396
436
101
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
521
636
998
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
75.416
Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
59%
83%
49%
Conclusie
De netto schuldquote is ten opzichte van de primaire begroting 2021 sterk verbeterd. Dit komt enerzijds door een
toename van de uitzettingen, o.a. door de ontvangen aflossing van € 6 miljoen op de verstrekte lening aan
Tholen-Stad Grondexploitatie VOF. Anderzijds wordt de verbetering veroorzaakt door een toename van de totale
baten.
4b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen
Betekenis
Een
gemeente
met
veel
verstrekte
leningen
heeft
normaliter
veel
schulden,
welke
onder
normale
omstandigheden niet op de begroting drukken. Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen,
wordt de netto schuldquote hieronder gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Op deze manier wordt duidelijk
in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
Berekeningswijze
De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de
netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen
(zie artikel 36 lid b en c BBV).
Norm
Zie 4a.
Berekening
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
53.990
59.853
59.853
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
2.757
4.369
3.191
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
6.971
3.045
5.167
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid b, c, d, e en f)
12.095
3.575
5.965
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
17.426
7.472
27.757
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
396
436
101
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
521
636
998
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
75.416
Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
46%
82%
44%
De gemeente Tholen heeft voor € 2,0 miljoen doorgeleend aan verbonden partijen. Verder is voor € 1,2 miljoen
aan startersleningen en leningen voor duurzame particuliere woningverbetering verstrekt.
5. Kengetal grondexploitatie
Betekenis
Het
kengetal
grondexploitatie
geeft
aan
welk
deel
van
de
netto-schuldquote
veroorzaakt
wordt
door de
grondexploitatie. Een gemeente met veel grondvoorraden heeft normaliter veel schulden, welke bij normale
marktomstandigheden niet op de begroting drukken. Als de markt tegenzit, gaat dit echter niet meer op. Een
gemeente met veel grondvoorraden kan dan een probleem krijgen vanwege de schulden die voor de aanschaf
zijn aangegaan. De afgelopen jaren is gebleken dat de grondexploitatie een forse impact kan hebben op de
financiële positie van een gemeente.
Berekeningswijze
Voor de berekening van het kengetal wordt de bouwgrond in exploitatie gedeeld door de totale baten uit de
programmabegroting of jaarstukken (exclusief mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage.
Norm
Een norm voor het kengetal grondexploitatie is lastig te bepalen. De boekwaarde van de voorraad grond zegt
namelijk niets over de relatie tussen de vraag naar en aanbod van bouwgrond. Om deze reden is er geen norm
verbonden aan het kengetal grondexploitatie. De boekwaarde van de gronden geeft wel aan of een gemeente
veel middelen heeft gestopt in haar grondexploitatie.
Berekening
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Voorraden bouwgrond in exploitatie
7.673
5.993
3.055
B
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
75.416
Grondexploitatie A/B x 100%
11%
9%
4%
Conclusie
Het kengetal is ten opzichte van de primaire begroting 2021 gedaald. Dit komt met name doordat er een correctie
van de tussentijdse winstneming op bedrijventerreincomplex Welgelegen II te Tholen heeft plaatsgevonden voor
een bedrag van € 2,1 miljoen. De daling wordt tevens veroorzaakt door een toename van de totale baten.
6. Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishouden
Betekenis
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale
woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de ”Atlas van de lokale lasten”. Onder de woonlasten
worden verstaan de ozb, de rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in
die gemeente.
Berekeningswijze
De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoons-
huishouden in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 en uit te drukken in een percentage.
Norm
De gemeentelijke woonlasten zijn begrensd op het landelijk gemiddelde.
Berekening
De (ongewogen) gemiddelde woonlasten van gemeenten in 2021, op basis van de cijfers van het Coelo,
bedragen € 811. Het gemiddelde voor de jaren 2019 en 2020 is respectievelijk € 740 en € 777.
Ultimo jaar
R2020
B2021
R2021
A
Ozb-lasten voor gezin bij gem. WOZ-waarde
247
259
259
B
Rioolheffing voor gezin
206
206
206
C
Afvalstoffenheffing voor gezin
262
269
269
D
Tot. woonlasten voor gezin (A+B+C)
715
734
734
E
Woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin (t-1)
740
777
777
Woonlasten t.o.v. landelijk gem. (D/E) x 100%
97%
94%
94%
Conclusie
De totale woonlasten bevinden zich onder het landelijk gemiddelde van t-1.