Programma 0 - Bestuur en ondersteuning
Omschrijving
2023
2024
2025
2026
A.
Exploitatie
1
Trendmatige verhoging lokale heffingen
199
199
199
199
2
Onroerendezaakbelastingen
- Areaalontwikkeling
-
-
-
30
3
Personeelskosten:
- periodieken
36
13
-1
-35
- cao
-248
-248
-248
-248
- vergoeding piketdiensten
-13
-13
-13
-13
4
Onvoorzien
-
-
-
-20
5
Algemene uitkering uit het gemeentefonds:
- ontwikkeling uitkering (o.b.v. maartbrief 2022)
782
1.502
1.730
1.578
- effect herijking gemeentefonds
172
516
860
860
6
Optimaliseren dienstverlening
-40
-40
-40
-40
7
Arbeidsmarkt in beweging
-250
-250
-250
-250
8
Managementondersteuning
-150
-150
-150
-150
9
Participatie
-25
-25
-25
-25
10
Stelpost niet volledige compensatie inflatieontwikkeling
-740
-740
-740
-740
B.
Investeringen
1
Vrijvallende kapitaallasten
-
-
-
9
2
Kapitaallasten investeringsplanning 2023-2026
14
-5
-5
-352
Totaal
-263
759
1.318
803
Bedragen x € 1.000. Door afrondingsverschillen sluiten de saldi mogelijk niet exact aan.
Toelichting exploitatie
A1. Trendmatige verhoging lokale heffingen
Op basis van voorlopige berekeningen wordt over de periode waarover de trendmatige verhoging van de
tarieven van de gemeentelijke heffingen worden berekend, een inflatie verwacht van ongeveer 4,9%. De
periode waarover de trendmatige verhoging van de gemeentelijke heffingen wordt berekend is van mei
voorgaand jaar (2021) tot en met april van het huidige jaar (2022) ten behoeve van de begroting van het
volgende jaar (2023). Bij een trendmatige verhoging van 4,9% hoort een bedrag van ongeveer € 242.900
structureel. Het aandeel binnen dit programma bedraagt € 199.000.
A2. Onroerendezaakbelastingen (OZB)
Areaalontwikkeling
Op basis van ervaringscijfers wordt in de laatste jaarschijf jaarlijks rekening gehouden met een hogere
opbrengst OZB wegens nieuw- en verbouw van € 30.000.
A3. Personeelskosten
Periodieken
Jaarlijks wordt in de begroting een bedrag geraamd voor periodieke salarisverhogingen. Deze verhogingen
worden toegekend op basis van een vastgesteld functieniveau. Voor de komende jaren kan de ontwikkeling
van de loonkosten als volgt worden samengevat (inclusief actualisatie):
2023:
€ 36.000 (voordelig)
2024:
€ 13.000 (voordelig)
2025:
1.000 (nadelig)
2026:
€ 35.000 (nadelig)
CAO
De huidige CAO loopt tot 1 januari 2023. Deze CAO heeft geleid tot een procentuele salarisverhoging per
1 december 2021 met 1,5% en per 1 april 2022 met 2,4%. Voor 2023 wordt rekening gehouden met een
cao-loonstijging van 2,4%. Voor de jaren 2024 tot en met 2026 is vooralsnog geen rekening gehouden met
een verdere cao-loonstijging.
Piketvergoedingen
Voor noodzakelijke bereikbaarheid hanteert Reimerswaal zogenaamde piketdiensten; medewerkers zijn
geconsigneerd om, waar nodig, tijdens hun diensten werkzaamheden te verrichten. Deze piketdiensten
kennen we voor beheer openbare ruimte en voor openbare orde en veiligheid.
In het kader van een harmonisering salarisbepalingen binnen GR De Bevelanden is ervoor gekozen om de
vergoedingen voor deze piketdiensten in de verschillende gemeenten meer op elkaar af te stemmen. Voor
Reimerswaal betekent dit een verhoging van de daaruit voortvloeiende kosten van € 12.750 structureel per
jaar.
A4. Onvoorzien
Voor het jaar 2026 wordt een bedrag van € 20.000 voor onvoorzien structureel geraamd.
A5. Algemene uitkering uit het gemeentefonds (AU GF)
Ontwikkeling gemeentefonds
De vertreksituatie tot en met 2025 is gebaseerd op de decemberbrief 2021. Begin april jl. is de zogenaamde
maartbrief 2022 verschenen. De maartbrief heeft niet de status van circulaire, maar is een indicatieve
voorloper van de meicirculaire. Eerst in de meicirculaire vindt een actualisatie van de verwachte AU GF over
2022 tot en met 2026 plaats. De financiële effecten die hieruit voortvloeien zullen in de begroting 2023 en de
meerjarenbegroting (mjb) 2024-2026 worden verwerkt. In de Kadernota 2023-2026 is rekening gehouden
met de verwachte financiële effecten zoals bovenstaand berekend op basis van de maartbrief 2022. Als
gevolg hiervan kunnen de financiële effecten voor de AU GF nog aan verandering onderhevig zijn.
Die zullen alsdan dus in de begroting 2023 en mjb 2024-2026 worden meegenomen.
Voor de in deze Kadernota voor het eerst toegevoegde nieuwe jaarschijf 2026 stijgt, op basis van de
septembercirculaire 2021, de AU GF in 2026 ten opzichte van 2025 met 18 uitkeringspunten. In euro’s
betekent dit een toename van € 378.000.
De actuele mondiale en landelijke ontwikkelingen (zoals de oorlog in Oekraïne, onzekerheid over voldoende
beschikbaarheid energie (op langere termijn), oplopende energie- en brandstofprijzen met als gevolg hoge
en oplopende inflatie, de gespannen situatie c.q. krapte op de woningmarkt en arbeidsmarkt, ambitieuze en
zeer forse noodzakelijke investeringen in klimaat en energie) hebben consequenties voor de rijksuitgaven en
daarmee ook voor de toekomstige hoogte van en ontwikkeling in de AU GF. Dit noopt tot voorzichtigheid bij
het beschouwen van de berekende omvang van de AU GF voor de komende jaren voor de gemeente. De
volgende aspecten dienen daarbij mede in ogenschouw te worden genomen:
-
Rijk, VNG en IPO zijn momenteel weliswaar in overleg met elkaar over de toekomstige ontwikkeling
van de hoogte van de AU GF, maar de standpunten liggen ver uit elkaar. Zo wenst het Rijk zich niet
vast te leggen op de ontwikkeling van de AU GF na de huidige kabinetsperiode (2026 e.v. jaren).
Dat leidt er onder meer toe dat, volgens de huidige berekeningen, vooralsnog rekening moet worden
gehouden met een forse terugval in de hoogte van de AU GF in/vanaf 2026 van circa € 1,06 miljoen.
Omdat er naar onze mening geen sprake kan zijn van een van Rijkswege “eenzijdig” door te voeren
structurele terugval van de AU GF vanaf 2026 zijn wij ten behoeve van de Kadernota 2023 – 2026
uitgegaan van de veronderstelling dat de terugval in de hoogte van de AU GF in 2026 ten opzichte
van 2025 beperkt wordt tot maximaal 50% i.c. € 531.000.
-
In het coalitieakkoord gaat het kabinet uit van een verlaging van het budget voor jeugdzorg met circa
€ 500 miljoen vanaf 2025. Voor de gemeente komt dit neer op € 583.000. Het kabinet gaat er daarbij
van uit dat gemeenten deze daling kunnen opvangen uit de opbrengsten als gevolg van de invoering
van
een
inkomensafhankelijke
ouderbijdrage
jeugdzorg.
Het
is
allerminst
zeker
of
dat
een
realistische en haalbare aanname is. Het financiële effect hiervan is dus vooralsnog als PM te
beschouwen. Overigens is recent bekend geworden dat de verlaging van het budget voor jeugdzorg
met € 500 miljoen mogelijk niet door zal gaan.
-
Het Rijk is voornemens om de middelen voor het stikstoffonds, klimaatfonds, nationaal groeifonds en
het woningbouw/volkshuisvestingsfonds (deze laatste vooralsnog voor de jaren 2023 t/m 2026;
onduidelijk is vooralsnog of deze middelen na 2026 ook nog beschikbaar komen) via specifieke
uitkeringen aan de gemeenten beschikbaar te stellen. De hoogte van deze middelen is vooralsnog
onbekend. Het gevolg hiervan is echter wel dat de basis voor het (mee)delen van gemeenten in het
zogenaamde accres voor de AU GF aanmerkelijk smaller wordt gemaakt. Bij een positief accres leidt
dit alsdan tot een beperktere toename van de AU GF dan in de huidige systematiek.
-
Bij
de
invoering
van
het
Wmo-abonnementstarief
heeft
het
Rijk
wel
aan
de
gemeenten
een
compensatie gegeven voor de lagere eigen bijdrage-opbrengsten als gevolg hiervan, maar er
is/wordt
geen
vergoeding
gegeven
voor
de
toegenomen
kosten
Wmo
als
gevolg
van
de
aanzuigende werking die van de invoering van het Wmo-abonnementstarief uit is gegaan.
-
Het beschikbaar stellen van Rijksmiddelen voor de uitvoering van het klimaatakkoord aan gemeenten
komt veel trager op gang, terwijl van gemeenten wordt gevraagd om (versneld) hiermee aan de slag
te gaan en de ambities voor de te behalen klimaatdoelstellingen in 2030 juist zijn verhoogd.
Herverdeling gemeentefonds
De herijking van de verdeling van het gemeentefonds zou eerst vanaf het uitkeringsjaar 2022 ingevoerd
worden. De herijking is echter met 1 jaar uitgesteld en wordt nu dus naar verwachting per 1 januari 2023
ingevoerd. Het Rijk heeft aangekondigd dat in de meicirculaire 2022 de (voorlopige) financiële effecten
meegedeeld zullen worden.
Op basis van de meest recente publicatie van eind 2021 (op basis van de verdeelmaatstaven 2019) lijkt
Reimerswaal een ’voordeelgemeente’ te zijn. Aangezien het financiële herverdeeleffect in de meicirculaire
2022 bekend zal worden, is hierop in deze Kadernota 2023 – 2026 reeds geanticipeerd en is het te
verwachten effect voor Reimerswaal in de cijfers verwerkt. Uiteraard zal dit effect ook in de begroting 2023
en de mjb 2024-2026 worden verwerkt.
Overigens zal er (naar verwachting) sprake zijn van een maximaal herverdeeleffect per gemeente (zowel
voor- als nadeel) van € 37,50 per inwoner, te bereiken in 3 jaar (2023: € 7,50 per inwoner, 2024: € 15,- per
inwoner en 2025: € 15,- per inwoner).
A6. Optimaliseren dienstverlening op procesniveau
Wie kan onze dienstverlening beter beoordelen dan onze eigen inwoners, bedrijven en instellingen? Daarom
is in de periode januari – maart 2022 een 0-meting klanttevredenheid uitgezet. Deze globale 0-meting is een
opmaat naar het continu en realtime meten van klanttevredenheid op procesniveau. Wat gaat er goed, wat
kan er beter, welke servicenormen/werkafspraken zijn binnen een specifiek proces gewenst? Uiteraard met
kwalitatieve verbetering van de dienstverlening als doel. Om invulling te geven aan het continu en realtime
meten
van
processen,
het
beoordelen
van
de
resultaten
én
het
aanjagen
en
doorvoeren
van
verbetertrajecten wordt voorgesteld om voor de periode 2023 t/m 2026 per jaar een bedrag van € 40.000 te
reserveren.
A7. Arbeidsmarkt in beweging
Wij moeten constateren dat de arbeidsmarkt, ook in Zeeland en tussen (lagere) overheden, buitengewoon
onrustig en in beweging is. Binnen meerdere werk- en beleidsterreinen blijken vacatures niet tot nauwelijks
invulbaar te zijn. Daarbij komt dat ook de daardoor soms noodgedwongen inhuur van arbeidskrachten
steeds moeilijker en slechts tegen hoge(re) kosten te realiseren is.
Een tendens waarmee we de laatste tijd steeds meer geconfronteerd worden is, dat medewerkers actief
door andere werkgevers of bemiddelingsbureaus benaderd worden om over te stappen.
Los van het feit dat collega’s in de periodiek uitgevoerde medewerkers tevredenheidsonderzoeken steeds
aangeven het goed naar de zin te hebben binnen de Reimerswaalse organisatie, neemt het belang van goed
werkgeverschap en binden en boeien van bekwame collega’s steeds verder toe. Ook in de regio zien wij een
ontwikkeling waarin de mogelijkheden binnen het arbeidsvoorwaardenpakket optimaal worden benut om
medewerkers te werven en te behouden. Zo oriënteren organisaties die vanuit het verleden al over een
systeem van uitloopschalen beschikken zich inmiddels om ook een reiskostenvergoeding voor woon- en
werkverkeer te introduceren.
Door alle ontwikkelingen op dit gebied, moeten wij vaststellen dat onze concurrentiepositie binnen de
arbeidsmarkt steeds verder onder druk komt te staan en het simpelweg “naar de zin hebben” binnen de
organisatie niet langer toereikend lijkt te worden om bekwame collega’s te behouden.
Met het doel om onze concurrentiepositie binnen de arbeidsmarkt op peil te kunnen brengen en houden
wordt voorgesteld om met ingang van 2023 binnen het meerjarenperspectief een bedrag van structureel
€ 250.000 te reserveren. Op basis daarvan zal een nadere uitwerking plaatsvinden op welke wijze deze
middelen op de meeste effectieve wijze in de organisatie kunnen worden geïnvesteerd. Denkt u hierbij
bijvoorbeeld
aan
het
introduceren
van
een
vorm
van
uitloopschalen
of
het
toekennen
van
(tijdelijke)
arbeidsmarkttoelagen.
A8. Managementondersteuning
In onze Reimerswaalse organisatie fungeren de leidinggevenden in belangrijke mate ook als “meewerkend
voorman”. Daar is op zich niets mis mee, zij hebben en houden voldoende feeling met de vakinhoudelijke
materie, geven leiding aan de afdeling en houden zich ook bezig met managementtaken in meer brede zin.
De afgelopen jaren zijn er in het kader van integraal leidinggeven steeds meer taken bijgekomen en daar
gaat de schoen dan ook wringen. De taken op het gebied van uitvoering van het personeelsbeleid,
ziekteverzuim, rechtmatigheid, risicobeheersing, budgetcyclus, meldingen openbare ruimte, sociale media
enzovoort vragen dermate grote inspanningen van het leidinggevend kader dat er een spanningsveld is
ontstaan tussen beschikbare uren en managementtaken die continu aandacht vragen.
Om die “spanningsboog” te doorbreken, is het dringend gewenst clusters van afdelingen te voorzien van een
vorm van managementondersteuning.
Uitgaande van in totaal 7 afdelingen en een cluster Stafbureau is het noodzakelijk om hiervoor minimaal 2,5
fte vrij te maken. De hiermee gepaard gaande structurele kosten worden geraamd op € 150.000.
A9. Participatie
Bij
participatie
hebben
we
het
over
het
betrekken
van
de
samenleving
bij
de
beleidsvoorbereiding,
-uitvoering en -evaluatie van datgene wat we als gemeente willen bereiken.
De representatieve democratie vormt in Nederland het uitgangspunt, de participatieve democratie kan men
zien als een aanvulling daarop. Het is nodig dat participatie zich op de juiste manier verhoudt tot de rol van
de representatieve volksvertegenwoordiging, meer concreet geduid de verhouding tussen de rol van uw
gemeenteraad
en
die
van
participanten
moet
duidelijk
zijn.
Op
zoek
naar
de
juiste
verhoudingen
is
verdieping nodig over de vraag: Wat is de rol en positie van de gemeenteraad/het gemeentebestuur ten
opzichte van participerende bewoners? Welke ruimte er wordt geboden voor participatie wordt binnen de
kaderstellende rol van de gemeenteraad bepaald.
Een ding is zeker, in onze huidige samenleving zijn vormen van participatie niet meer weg te denken en
dienen zich steeds meer eigentijdse vormen hiervan aan. Denk hierbij aan het zogenaamde “uitdaagrecht”.
Op dit moment worden voorbereidingen getroffen om het pilot participatietraject “Herinrichting Hoofdweg
Rilland” te evalueren. Vanzelfsprekend zullen de resultaten van deze evaluatie met uw gemeenteraad
worden gedeeld en zullen mogelijke lessen uit dat traject worden vertaald in aanbevelingen die bij een
volgend project kunnen worden meegenomen.
Al geruime tijd is er een wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau in voorbereiding. Het doel
van het wetsvoorstel is de betrokkenheid van inwoners bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van
beleid te vergroten. Ook wordt het uitdaagrecht, als specifieke vorm van participatie, wettelijk verankerd.
Door middel van dit wetsvoorstel zal de, op basis van de Gemeentewet, verplichte inspraakverordening
verbreed moeten worden naar een participatieverordening.
Ook binnen de nieuwe Omgevingswet krijgt participatie een belangrijke rol.
Het is noodzakelijk om vanwege genoemde ontwikkelingen binnen de organisatie van Reimerswaal meer tijd
vrij te maken voor participatie. Voor een deel lukt dat binnen de formatie van de cluster Communicatie, voor
een ander deel zullen hiervoor wat uren in de organisatie toegevoegd moeten worden. Concreet gaat het
erom binnen de organisatie twee (deeltijd) adviseurs participatie te benoemen die als aanspreekpunt kunnen
dienen voor vraagstukken op het gebied van participatie. Zoals gezegd kan een deel worden opgevangen
binnen de cluster Communicatie. Het andere deel (gemiddeld 10 uur per week) dient bij een van de andere
afdelingen te worden ondergebracht. Hiermee is een bedrag gemoeid van € 25.000 structureel.
A10. Stelpost niet volledige compensatie inflatieontwikkeling
De meerjarenbegroting is, conform voorgaande jaren, in principe gebaseerd op constante prijzen. Dit is
mede gebaseerd op de (impliciete) veronderstelling dat normaliter de dekking van hogere uitgaven als
gevolg van prijsstijgingen moet worden gevonden in een hogere Algemene uitkering Gemeentefonds als
gevolg van loon- en prijsmutaties. Momenteel worden we echter geconfronteerd met uitzonderlijk hoge
inflatiecijfers mede als gevolg van mondiale ontwikkelingen. Verwacht mag worden dat deze van tijdelijke en
incidentele aard zijn. Bij het samenstellen van deze Kadernota is verondersteld dat in deze periode van hoge
inflatie de gemeenten hiervoor mogelijk niet volledig zullen worden gecompenseerd door het Rijk. Er is
derhalve rekening gehouden met aanvullend benodigde middelen in verband met niet of slechts deels van
Rijkswege gecompenseerde hogere lasten als gevolg van de hoge actuele inflatie (ter informatie: het
Centraal Planbureau gaat in haar meest recente versie van het Centraal Economisch Plan uit van een
algehele inflatie van 5,2% voor 2022 en 2,4 % voor 2023).
Ter
nadere
toelichting
hierop
het
volgende:
uitgaande
van
een
totaal
geraamd
lastenniveau
van
de
gemeente voor 2022 van circa € 57 miljoen heeft circa 65% (derhalve circa € 37 miljoen) hiervan betrekking
op reguliere exploitatiekosten, subsidies, uitkeringen en bijdragen aan Gemeenschappelijke Regelingen.
Deze lastencategorieën zijn “gevoelig(er)” voor inflatie. De overige 35% (derhalve circa € 20 miljoen) heeft
betrekking op lonen & salarissen, kapitaallasten en toevoegingen aan reserves en voorzieningen. Deze
lastencategorieën zijn in principe minder “gevoelig” voor inflatie, uitgezonderd de lonen & salarissen (zie
toelichting hierna). Wanneer de gemeente bijvoorbeeld dus 1% inflatie niet gecompenseerd zou krijgen
vanuit het Rijk, moet rekening worden gehouden met een extra middelenbeslag van circa € 370.000. In de
Kadernota 2023 – 2026 hebben we rekening gehouden met de situatie dat de gemeente voor de jaren 2023
tot en met 2026 per jaar 2% inflatie, derhalve een jaarlijks bedrag van € 740.000 niet van Rijkswege
gecompenseerd krijgt via de Algemene Uitkering Gemeentefonds. In dit programma is hiervoor derhalve een
stelpost opgenomen.
Toelichting investeringen
B1. Vrijvallende kapitaallasten
Jaarlijks
komt
in
de
begroting
een
bedrag
beschikbaar
door
vrijvallende
afschrijvingen
en
minder
verschuldigde rente over de boekwaarde van investeringen. De bedragen voor 2023 tot en met 2025 zijn al
verwerkt in de meerjarenramingen. Het jaar 2026 wordt nu toegevoegd.
B2. Kapitaallasten investeringsplanning 2023 2026
De kapitaallasten van de investeringen tot en met 2025 zijn al verwerkt in de meerjarenramingen.
Voor de investeringen uit de jaarschijf 2025 komen thans de volledige kapitaallasten in beeld (in het jaar van
de
investeringen
wordt
gerekend
met
een
kwart
afschrijvingslast
en
wordt
geen
rente
toegerekend).
Daarnaast zijn de kapitaallasten voor 2026 van de nieuwe investeringen toegevoegd.
Voor de jaren 2023 tot en met 2026 zijn bedragen in de investeringsplanning opgenomen die het gevolg zijn
van mutaties in de bestaande investeringsplanning.
Alleen de nieuw opgenomen investeringen en de
wijzigingen zijn hieronder, indien van toepassing, toegelicht.
Vervanging meubilair
Het is noodzakelijk om verschillende typen stoelen in vergaderruimten van het gemeentehuis te vervangen
gelet
op
ouderdom
en/of
staat
van
onderhoud
of
stijlafstemming.
In
elk
geval
vergaderstoelen
en
publieksstoelen in de raadzaal en stoelen in de collegekamer vallen binnen de vervangingsslag. In de
begroting is hiervoor onvoldoende ruimte beschikbaar. Het jaar van realisatie is 2023.
Al een aantal jaren is deze vervanging uitgesteld. Het wordt steeds lastiger om eventuele reserveonderdelen
voor kapot meubilair te vinden. Voorgesteld wordt in het jaar € 70.000 op te nemen voor dit doel.
Gemeentewerken Buitendienst
2 pick-up bussen
In 2022 stond de vervanging van twee bedrijfsvoertuigen van de buitendienst op de planning. Dit betreft de
pick-up bus van groenploeg Hansweert en het tweede voertuig van groenploeg Yerseke. In relatie met de
doorontwikkeling
van
de
bedrijfsvoering
van
de
buitendienst
en
de
duurzame
ontwikkelingen
in
de
mobiliteitsbranche (brandstoffen/elektrisch etc.) zal de vervangingsinvestering van het tweede voertuig van
groenploeg Yerseke in 2023 plaatsvinden. Tijdens de voorbereiding van deze vervangingsinvestering in
2022
zal
ook
het
voertuig
van
Hansweert
worden
betrokken.
Voorgesteld
wordt
om
de
volledige
vervangingsinvestering van € 112.000 (dus voor beide voertuigen tezamen) met een afschrijvingstermijn van
10 jaar door te schuiven naar jaarschijf 2023.
Versnipperraar
In
2022
staat
de
vervanging
van
de
versnipperraar
op
de
planning.
Bij
beoordeling
van
deze
vervangingsinvestering van € 35.000 is gebleken dat gezien het gebruik en de huidige staat van onderhoud
de technische levensduur nog 4 jaar verantwoord doorgeschoven kan worden. Voorgesteld wordt deze
vervangingsinvestering door te schuiven naar jaarschijf 2026.