PARAGRAAF WEERSTANDSVERMOGEN EN RISICOBEHEERSING
Algemeen
Gemeenten hebben in toenemende mate te maken met uiteenlopende risico’s waarvan zij zich bewust moeten
zijn. Een essentiële voorwaarde voor risicobewustwording is inzicht in risico’s. Wanneer dit in voldoende mate
bestaat, kan worden bepaald op welke wijze (1) risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt en (2) de financiële
positie van de gemeente tegen deze risico’s kan worden beschermd. Het Besluit Begroting en Verantwoording
(BBV)
en
de
”Financiële
verordening
gemeente
Tholen”
verplichten
de
gemeente
tot
het
voeren
van
risicomanagement
en
het
opstellen van
een
paragraaf
”Weerstandsvermogen
en
risicobeheersing”.
Deze
paragraaf is een onderdeel van het totale risicomanagementproces en geeft met name inzicht in de financiële
draagkracht van de gemeente indien zich onvoorziene tegenvallers voordoen. De paragraaf gaat in op:
Risicomanagementbeleid;
Risicoprofiel (de gesignaleerde risico’s);
Benodigde weerstandscapaciteit;
Risico top 5 en de beheersing van deze belangrijkste risico’s;
Beschikbare weerstandscapaciteit;
Kengetallen financiële positie.
Risicomanagementbeleid
Net als iedere andere organisatie heeft ook de gemeente bij de uitvoering van haar taken te maken met
onzekerheden die kunnen leiden tot financiële tegenvallers. Het weerstandsvermogen is het vermogen om deze
tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de continuïteit in gevaar komt. Het weerstandsvermogen kan
worden uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit (risico’s).
Het beleid ten aanzien van risicomanagement is vastgelegd in de ”Financiële verordening gemeente Tholen
2017”, die door uw raad is vastgesteld op 8 december 2016. Vanaf 2020 wordt een ratio nagestreefd van
minimaal 1,5.
Risicoprofiel
Voor de gehele organisatie zijn de belangrijkste risico’s (circa 20) in beeld gebracht. Het risicoprofiel is divers van
aard. Voor de in kaart gebrachte risico’s zijn diverse maatregelen benoemd. Deze zijn bedoeld om óf de kans van
een risico te verlagen óf de gevolgen te reduceren. Hierdoor zal de totale impact van de risico’s op de organisatie
afnemen.
Benodigde weerstandscapaciteit
Op basis van het risicoprofiel kan bepaald worden hoeveel geld nodig is om alle risico’s te kunnen afdekken. Alle
risico’s
zullen
zich
echter
nooit
én
tegelijk,
én
in
hun
maximale
omvang
voordoen.
De
benodigde
weerstandscapaciteit wordt daarom berekend op basis van een risicosimulatie (Monte-Carlo methode). We gaan
hierbij uit van een zekerheidspercentage van 90%. Door deze benadering wordt voorkomen dat er een te groot
weerstandsvermogen (weerstandscapaciteit) wordt aangehouden. De totaal benodigde weerstandscapaciteit
bedraagt ultimo 2022 circa € 2,3 miljoen.
Risico top 5
In de tabel hieronder zijn de 5 belangrijkste risico’s van de gemeente Tholen, gerangschikt naar financiële impact,
weergegeven. Het percentage geeft het aandeel van het risico in de totaal benodigde weerstandscapaciteit weer
(€ 2,3 miljoen). De top 5 risico’s beslaan bijna 80% van de totaal benodigde capaciteit.
Tabel: Belangrijkste 5 financiële risico’s
Risico
Kans
Max. financieel gevolg
Invloed
Tekort bij de uitvoering van taken binnen het sociaal domein
70%
€ 1.600.000
27%
Tekort gebiedsontwikkeling Tholen Stad Grondexploitatie VOF
50%
€ 2.200.000
26%
Tekorten gemeentelijke grondexploitaties
50%
€ 1.000.000
12%
Nadeel door COVID-19 (Coronacrisis)
70%
€ 400.000
7%
Hogere investeringskosten van onderwijshuisvesting
50%
€ 500.000
6%
Ad 1: Sociaal domein
Door drie grote decentralisatieoperaties op het gebied van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en
arbeidsparticipatie werd het takenpakket van de gemeenten in 2015 flink uitgebreid. Het uitgangspunt was dat
deze transitie budgettair neutraal zou verlopen. Dit is echter totaal niet realistisch gebleken. Dit blijkt ook uit het
door AEF uitgevoerde onderzoek naar de middelen die gemeenten structureel nodig hebben om hun taken
voor jeugdzorg goed uit te kunnen voeren. Het onderzoek laat zien dat gemeenten in 2019 zo’n € 1,7
miljard meer aan jeugdzorg uitgegeven hebben, dan ze aan middelen hebben ontvangen.
De gemeente Tholen is ooit gestart met een budget van circa € 4,5 miljoen (gelijk aan de rijksvergoeding) en dit is
vanuit gemeentelijke middelen gegroeid tot € 7,3 miljoen in 2020. We hebben in het afgelopen jaar actief gewerkt
aan een ombuiging van deze trend en dat lijkt te lukken. Het lagere budget voor 2022 (€ 6,8 miljoen), laat onverlet
dat er nog steeds sprake is van een fors structureel tekort ten opzichte van de rijksvergoeding. Inmiddels heeft
het Rijk naar aanleiding van het oordeel van de Commissie van Wijzen voor 2022 € 1,3 miljard aan extra
compensatie toegezegd. De compensatie voor de jaren erna wordt aan een nieuw kabinet overgelaten.
Waar we bij de jeugdzorg een kentering lijken te zien, gaan de stijgingen bij de Wmo onverminderd door. Dit komt
met name door het abonnementstarief en de vergrijzing. Voor 2022 is een hogere raming van € 640.000
noodzakelijk. Om de kostenontwikkeling te beteugelen voeren we samen met andere gemeenten het actieplan
”Grip op WMO” uit. Daarnaast voeren we ons lokaal actieplan uit. Door de actieplannen verwachten we vanaf
2022 een daling van € 100.000 per jaar te kunnen realiseren.
Gezien bovenstaande blijft ons belangrijkste risico een overschrijding van de budgetten voor uitvoering van de
Jeugdwet en de Wmo 2015 (begeleiding en huishoudelijke hulp). Het maximale risico schatten we in op een
bedrag van € 0,8 miljoen. Vanwege het structurele karakter is dit bedrag verdubbeld.
Ad 2: Gebiedsontwikkeling in exploitatie via grondexploitatiemaatschappij Tholen Stad VOF
Het resultaat van de twee grondexploitaties is aanzienlijk verslechterd ten opzichte van 2019. De belangrijkste
oorzaak is te vinden in deelplan Molenvlietsedijk, maar ook de nagenoeg afgeronde locatie VesteTuin laat een
negatiever resultaat zien dan in 2019. Bij VesteTuin is het lagere resultaat van € 0,4 miljoen (CW) met name te
wijten aan een tegenvaller bij de inrichting van het gebied en de kademuur bij de Kruittoren.
Voor Molenvlietsedijk is de hoofdlijn van het negatievere resultaat hieronder beknopt weergegeven:
Een deel van de voorziene woningbouw ligt binnen een zone waar momenteel een milieukundige hindercirkel
over ligt. Deze deelgebieden zijn niet meegenomen in de opbrengsten van de grondexploitatie. Dit leidt tot
een kleiner plangebied, waardoor circa 1 hectare minder grond uitgeefbaar is. In de grondexploitatie wordt
daarom nu per saldo rekening gehouden met de realisatie van circa 390 woningen in een plangebied van
ruim 19 hectare, in plaats van bijna 450 woningen op circa 21 hectare.
De vastgoedmarkt is sinds 2013 aanzienlijk veranderd. De eerdere berekeningen waren gebaseerd op
normatieve grondquotes. Door de fors gestegen bouwkosten sinds 2014 en de achtergebleven VON-prijzen
in
Tholen
waren
deze
grondquotes
achterhaald.
De
grondopbrengsten
zijn
in
de
geactualiseerde
grondexploitatie residueel bepaald;
De ramingen voor bouw- en woonrijp maken zijn hoger vanwege (1) prijsstijgingen in afgelopen jaren (zie
VesteTuin) en (2) de ambitie, de kwaliteit en het ruimtegebruik in de nieuwe stedenbouwkundige visie, ten
opzichte van de uitgangspunten uit 2013.
Het resultaat (CW) van Molenvlietsedijk is in vergelijking met de vorige grondexploitatie hierdoor circa € 8,3
miljoen negatiever.
Het verwachte verlies van Tholen Stad Grondexploitatie VOF over 2020 bedraagt hierdoor € 8,7 miljoen. De
gemeente neemt voor 1/3 deel in de VOF via Gemeente Tholen, Grondexploitatie Tholen Stad B.V.. Het
verwachte verlies van deze deelneming over 2020 bedraagt derhalve afgerond € 2,9 miljoen. De deelneming (€
15.000) en de verstrekte lening aan deze deelneming (€ 825.000) zijn afgewaardeerd. Voor het resterende verlies
is een voorziening gevormd (€ 2.074.000), aangezien de gemeente het stellige voornemen heeft de deelneming
tot betaling van haar schulden in staat te stellen.
De grondopbrengsten zijn in de geactualiseerde grondexploitatie residueel berekend. Dit betekent dat de
prijsverandering van de VON-prijzen en de bouwkosten leiden tot andere grondwaarden. Op dit moment is voor
zowel de VON-prijzen als de bouwkosten gekozen om aan te sluiten bij de CPI. De ervaring leert dat de
prijsontwikkeling van de bouwkosten en de VON-prijzen vaak niet gelijk op gaat. In Tholen is de afgelopen jaren
de VON-prijsstijging ten opzichte van de rest van Nederland achtergebleven. De bouwkostenstijging is wel gelijk
opgegaan met de rest van Nederland. Dit heeft tot gevolg gehad dat de grondprijs niet evenredig is mee
veranderd en zelfs is gedaald, ondanks dat de VON-prijzen zijn gestegen. Dit risico is nog steeds actueel. Met
een
dergelijke
ontwikkeling
stijgen
de
grondprijzen
minder
hard
of
kunnen
deze
zelfs
dalen.
Uit
een
gevoeligheidsanalyse blijkt dat dit risico het grootste effect op het resultaat van de grondexploitatie heeft. Hierbij
is dus uitgegaan van een residuele benadering, waarbij de effecten maximaal naar de grondwaarde gaan. Het
maximumrisico voor de gemeente schatten we in op circa € 2,2 miljoen.
Ad 3: Tekorten gemeentelijke grondexploitaties
Het grootste risico ten aanzien van de huidige schattingen (en de mogelijke uitkomsten daarvan) zijn gelegen in
woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland. De nog te realiseren opbrengsten bedragen namelijk ruim € 8
miljoen, terwijl het verwachte resultaat op eindwaarde slechts € 62.000 bedraagt. Bij de overige complexen zijn
de nog te realiseren opbrengsten beperkt en/of zijn de verwachte eindwaarden zodanig hoog dat eventuele
risico’s binnen het complex zijn op te vangen, terwijl bij woningbouwcomplex Deestraat Poortvliet ultimo 2020 al
koopovereenkomsten zijn afgesloten voor een bedrag van ruim € 0,6 miljoen.
Door de gedegen onderbouwing van zowel de kosten als opbrengsten, worden de grootste risico’s binnen
woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland veroorzaakt door wijzigingen in de grondprijsontwikkeling en
fasering van met name de dijkwoningen en de woontorens (Havenplateau). We hebben de effecten door middel
van gevoeligheidsanalyse inzichtelijk gemaakt. Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat met name de ontwikkeling
van de grondprijzen het grootste effect op het resultaat van de grondexploitatie heeft. Het niet indexeren van de
grondprijzen leidt tot een nadeel van € 0,4 miljoen, terwijl een afname van de grondprijzen met 3% voor een
nadeel van € 1,1 miljoen zorgt.
Overigens waren ultimo 2020 al koopovereenkomsten afgesloten voor een bedrag van ruim € 2,2 miljoen.
Hierdoor schatten we het maximumrisico in op circa € 1,0 miljoen.
Ad 4: COVID-19
In het voorstel tot het oplossen van knelpunten in het kader van de coronacrisis, vastgesteld in uw raad van 16
april 2020, hebben we een beeld geschetst van de mogelijke financiële impact op onze begroting. We hebben
risico’s benoemd en waar mogelijk gekwantificeerd. Een groot deel van de risico’s lijkt door alle steunpakketten
getackeld. De rest lijkt overwegend incidenteel van aard. De structurele gevolgen verwachten we met name op
het terrein van inkomensvoorzieningen, armoedebeleid en schuldhulpverlening. Dit wordt bevestigd door het
rapport van de Tijdelijke Werkgroep Sociale Impact (werkgroep Halsema). Veel zzp-ers, flexwerkers of jongeren
verliezen momenteel hun opdrachten of hun baan en lopen inkomsten mis. Bij onvoldoende of traag economisch
herstel bestaat een kans op blijvende werkloosheid en daarmee een grotere (blijvende) druk op de bijstand.
We schatten het maximale risico op een bedrag van € 0,2 miljoen. Vanwege het structurele karakter is dit bedrag
verdubbeld.
Ad 5: Investeringen onderwijshuisvesting
De komende jaren staan aanzienlijke investeringen gepland voor onderwijshuisvesting. De afgelopen periode zijn
de bouwkosten aanzienlijk gestegen. Het risico bestaat dat de investeringskosten hoger uitvallen dan waarmee in
de programmabegroting rekening gehouden is. Het maximumrisico voor de gemeente schatten we in op circa
€ 5,0 miljoen. De kapitaallasten over dit bedrag worden becijferd op € 0,25 miljoen. Vanwege het structurele
karakter is dit bedrag verdubbeld.
Beschikbare weerstandscapaciteit
Met de beschikbare weerstandscapaciteit bedoelen we de aanwezige middelen en mogelijkheden waarover de
gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit.
Tot de incidentele weerstandscapaciteit (in het vermogen) behoren de algemene reserve niet vrij besteedbaar en
de reserve bouwgrondexploitatie.
Tot de structurele weerstandscapaciteit (in de exploitatie) behoren de post onvoorzien (jaarlijks minimaal
€ 250.000) en de onbenutte belastingcapaciteit; de riool- en afvalstoffenheffing mogen maximaal kostendekkend
zijn (inclusief compensabele BTW). Omdat dit al het geval is, zit hierin geen ruimte om extra middelen te
genereren. Voor de berekening van de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting wordt het tarief
volgens de norm van artikel 12 Financiële verhoudingswet gehanteerd.
De beschikbare weerstandscapaciteit voor de periode tot en met 2025 is als volgt bepaald:
(ultimo jaar in miljoen €)
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
Vermogen:
Algemene reserve niet vrij besteedbaar
15,8
17,1
17,1
19,4
22,6
24,3
Reserve bouwgrondexploitatie
1,6
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Exploitatie:
Onbenutte belastingcapaciteit OZB
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
0,9
Onvoorzien
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
Beschikbare weerstandscapaciteit:
18,5
18,2
18,2
20,5
23,7
25,4
Kengetallen financiële positie
Op grond van het BBV dient een verplichte basisset aan financiële kengetallen in de onderhavige paragraaf
opgenomen te worden. De kengetallen geven gezamenlijk op eenvoudige wijze inzicht in de financiële positie.
Ook moet de ontwikkeling van de kengetallen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar weergegeven
worden.
1. Structurele exploitatieruimte
Betekenis
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte is. Daarnaast geeft dit kengetal ook aan of de
gemeente in staat is om structurele tegenvallers op te vangen dan wel of er nog ruimte is voor nieuw beleid.
Berekeningswijze
Op basis van het overzicht “incidentele baten en lasten” kan het saldo van de structurele baten en structurele
lasten worden berekend. Vervolgens wordt hierbij het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan
reserves opgeteld. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door de uitkomst te delen door de totale baten
(zie artikel 17 onderdeel c van het BBV = exclusief mutaties reserves) en uit te drukken in een percentage.
Norm
In het financieel toezicht wordt de begroting van een gemeente langs de lat gelegd die geldt voor artikel 12-
gemeenten. Voor het bedrag voor onvoorzien (conform het BBV artikel 8, lid 1) wordt bij artikel 12-gemeenten
uitgegaan van de vuistregel van 0,6% van de som van de uitkering Gemeentefonds (algemene uitkering plus
integratie- en decentralisatie-uitkeringen) en de OZB-capaciteit. Een gemeente zou in de begroting dit bedrag aan
ruimte moeten ramen om structurele tegenvallers op te kunnen vangen. Uitgedrukt in een percentage van de
totale baten komt dit voor Tholen neer op circa 0,4%. Wij zetten de structurele exploitatieruimte af tegen deze
norm.
Voldoende
Structurele exploitatieruimte hoger of gelijk aan 0,4%
Matig
Structurele exploitatieruimte tussen 0% en 0,4%
Onvoldoende
Structurele exploitatieruimte kleiner dan 0%
Berekening
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
Totale structurele lasten (excl. onvoorzien)
67.945
67.098
70.743
66.819
67.614
67.115
B
Totale structurele baten
69.551
67.413
72.390
67.445
68.435
67.836
C
Totale struct. toevoegingen reserves
72
72
72
72
72
72
D
Totale struct. onttrekkingen reserves
20
20
0
0
0
0
E
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
72.390
69.787
71.223
69.207
Struct. expl.ruimte ((B-A)+(D-C))/Ex100%
2,1%
0,4%
2,2%
0,8%
1,1%
0,9%
Conclusie
De structurele ruimte in de exploitatie kan als voldoende worden gekwalificeerd.
2. Ratio weerstandsvermogen
Betekenis
De ratio weerstandsvermogen geeft het vermogen aan om tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de
continuïteit in gevaar komt.
Berekeningswijze
De ratio weerstandsvermogen wordt uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde
weerstandscapaciteit (risico’s).
Norm
Voldoende
Vanaf 1,0
Matig
Tussen 0,8 en 1,0%
Onvoldoende
Lager dan 0,8
In het kader van ”Tholen (financieel) in balans” heeft u vanaf 2020 een ratio weerstandsvermogen geformuleerd
van 1,5.
Berekening
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
Beschikbare weerstandscapaciteit
18.500
18.200
18.200
20.500
23.700
25.400
B
Benodigde weerstandscapaciteit (risico’s)
2.300
2.500
2.300
2.300
2.300
2.300
Ratio weerstandsvermogen (A/B)
8,0
7,3
7,9
8,9
10,3
11,0
Conclusie
De ratio weerstandsvermogen is veel hoger dan de doelstelling van 1,5. In bovenstaande tabel groeit de ratio tot
11,0 in 2025. De sterke groei van de ratio weerstandsvermogen wordt veroorzaakt door het reserveren van
verwachte winsten uit de grondexploitatie. Dit is nodig om de solvabiliteit naar 30% te krijgen.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis
De solvabiliteitsratio geeft de mate aan waarin de gemeentelijke bezittingen zijn afbetaald (niet belast met
schulden).
Berekeningswijze
De solvabiliteitsratio wordt uitgedrukt als de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal. De
solvabiliteitsratio is het spiegelbeeld van de schuldratio.
Norm
In de VNG-uitgave ”Houdbare gemeentefinanciën” is aangegeven dat wanneer de solvabiliteit hoger is dan 30%
dit als voldoende kan worden bestempeld en lager dan 20% als onvoldoende. In het kader van ”Tholen
(financieel) in balans” heeft uw raad als doelstelling een solvabiliteit van 20% in 2022 geformuleerd. Bij de
kadernota 2022 is deze doelstelling bijgesteld naar 30% in 2030.
Voldoende
Vanaf 30%
Matig
20% tot 30%
Onvoldoende
Tot 20%
Berekening
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
Eigen vermogen (cf. art. 42 BBV)
23.014
20.250
20.789
23.684
27.135
29.493
B
Balanstotaal
97.681
100.746
95.237
96.750
94.603
92.868
Solvabiliteit (A/B) x 100%
24%
20%
22%
24%
29%
32%
Conclusie
Door de verwachte winstnemingen op grond van de door uw raad vastgestelde grondexploitaties verbetert de
solvabiliteit. De gewenste 20% is inmiddels bereikt. We hanteren bij de winstnemingen het principe t-2. Dit
betekent dat we de verwachte winstneming voor het jaar 2020 in de jaarschijf 2022 verwerkt hebben. Deze
systematiek zorgt er voor dat we geen uitgaven dekken met winsten die nog niet gerealiseerd zijn.
4a. Netto schuldquote
Betekenis
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de (netto) schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de
inkomsten. De hoogte van de inkomsten bepaalt namelijk in belangrijke mate hoeveel schulden een gemeente
kan dragen. Hoe hoger het inkomen des te meer schuld een gemeente kan aangaan.
Berekeningswijze
De netto schuldquote betreft de netto schuld als aandeel van de totale inkomsten (voor reservemutaties). De
netto schuld wordt berekend als de som van de onderhandse leningen, overige vaste schuld, kortlopende schuld
en overlopende passiva minus de langlopende uitzettingen, kortlopende (debiteuren)vorderingen en uitzettingen,
liquide middelen en overlopende activa.
Norm
In de VNG-uitgave ”Houdbare gemeentefinanciën” is aangegeven dat wanneer de schuld lager is dan de
jaaromzet (< 100%) dit als voldoende kan worden bestempeld en boven de 130% als onvoldoende. Omgerekend
komt dit laatste percentage ongeveer overeen met het Europese schuldplafond van 60% van het bbp.
Voldoende
Tot 100%
Matig
100% tot 130%
Onvoldoende
Vanaf 130%
Berekening
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
53.990
59.853
55.715
51.578
47.441
42.204
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
2.757
2.757
2.757
4.489
2.263
4.105
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
6.971
6.971
6.971
6.971
6.971
6.971
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid d, e en f)
2.573
2.573
2.573
2.573
2.573
2.573
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
17.426
20.279
16.875
6.826
6.826
6.826
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
396
396
396
396
396
396
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
521
521
521
521
521
521
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
72.390
69.787
71.223
69.207
Netto schuldq. (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
59%
68%
62%
76%
65%
62%
Conclusie
De netto schuldquote kan als voldoende worden aangemerkt.
Voor een goed oordeel over de hoogte van de netto schuldquote van een gemeente is een diepere analyse
nodig. Twee belangrijke factoren nuanceren het beeld. Ten eerste kan een grote portefeuille uitgeleende gelden
aan derden en aan verbonden partijen het beeld vertekenen. Ten tweede kunnen grote voorraden bouwgrond het
beeld vertekenen. Bij een meer dan gemiddelde voorraad bouwgrond of een grote portefeuille uitgeleend geld,
zoals bij onze gemeente het geval is, is een netto schuldquote hoger dan 130% minder alarmerend.
4b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen
Betekenis
Een
gemeente
met
veel
verstrekte
leningen
heeft
normaliter
veel
schulden,
welke
onder
normale
omstandigheden niet op de begroting drukken. Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen,
wordt de netto schuldquote hieronder gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Op deze manier wordt duidelijk
in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
Berekeningswijze
De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de
netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen
(zie artikel 36 lid b en c BBV).
Norm
Zie 4a.
Berekening
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
53.990
59.853
55.715
51.578
47.441
42.204
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
2.757
2.757
2.757
4.489
2.263
4.105
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
6.971
6.971
6.971
6.971
6.971
6.971
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid d, e en f)
12.095
3.615
3.615
3.615
3.615
3.615
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
17.426
20.279
16.875
6.826
6.826
6.826
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
396
396
396
396
396
396
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
521
521
521
521
521
521
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
72.390
69.787
71.223
69.207
Netto schuldq. (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
46%
66%
61%
74%
64%
61%
Conclusie
De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen kan als voldoende worden aangemerkt.
5. Kengetal grondexploitatie
Betekenis
Het
kengetal
grondexploitatie
geeft
aan
welk
deel
van
de
netto-schuldquote
veroorzaakt
wordt
door de
grondexploitatie. Een gemeente met veel grondvoorraden heeft normaliter veel schulden, welke bij normale
marktomstandigheden niet op de begroting drukken. Als de markt tegenzit, gaat dit echter niet meer op. Een
gemeente met veel grondvoorraden kan dan een probleem krijgen vanwege de schulden die voor de aanschaf
zijn aangegaan. De afgelopen jaren is gebleken dat de grondexploitatie een forse impact kan hebben op de
financiële positie van een gemeente.
Berekeningswijze
Voor de berekening van het kengetal wordt de bouwgrond in exploitatie gedeeld door de totale baten uit de
programmabegroting of jaarstukken (exclusief mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage.
Norm
Een norm voor het kengetal grondexploitatie is lastig te bepalen. De boekwaarde van de voorraad grond zegt
namelijk niets over de relatie tussen de vraag naar en aanbod van bouwgrond. Om deze reden is er geen norm
verbonden aan het kengetal grondexploitatie. De boekwaarde van de gronden geeft wel aan of een gemeente
veel middelen heeft gestopt in haar grondexploitatie.
Berekening
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
Voorraden bouwgrondexploitatie
7.673
5.993
2.329
3.786
3.671
2.450
B
Tot. baten (excl. reservemutaties)
73.038
67.413
72.390
69.787
71.223
69.207
Grondexploitatie A/B x 100%
11%
9%
3%
5%
5%
4%
Conclusie
Het kengetal is de komende jaren laag en tevens vrij stabiel.
6. Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishouden
Betekenis
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale
woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten
worden verstaan de OZB, de rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in
die gemeente.
Berekeningswijze
De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoons-
huishouden in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 in en uit te drukken in een percentage.
Norm
De gemeentelijke woonlasten zijn begrensd op het landelijk gemiddelde.
Berekening
De (ongewogen) gemiddelde woonlasten van gemeenten in 2021, op basis van de cijfers van het COELO,
bedragen € 811. Het gemiddelde over 2020 bedraagt € 777.
Ultimo jaar
R 2020
B 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
A
OZB-lasten voor gezin bij gem. WOZ-waarde
247
261
274
285
296
302
B
Rioolheffing voor gezin
206
206
206
206
206
206
C
Afvalstoffenheffing voor gezin
262
269
276
286
297
309
D
Tot. woonlasten voor gezin (A+B+C)
715
736
756
777
799
817
E
Woonlasten landelijk gem. gezin (t-1)
740
777
811
827
844
861
Woonlasten t.o.v. landelijk gem. (D/E)x100%
97%
95%
93%
94%
95%
95%
Conclusie
De totale woonlasten bevinden zich onder het landelijk gemiddelde van t-1 (vanaf jaarschijf 2023 is voor het
landelijk gemiddelde uitgegaan van een stijging van 2%).