Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Algemeen
Gemeenten hebben in toenemende mate te maken met uiteenlopende risico’s waarvan zij zich bewust moeten
zijn. Een essentiële voorwaarde voor risicobewustwording is inzicht in risico’s. Wanneer dit in voldoende mate
bestaat, kan worden bepaald op welke wijze (1) risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt en (2) de financiële
positie van de gemeente tegen deze risico’s kan worden beschermd. Het Besluit Begroting en Verantwoording
(BBV) en de "Financiële verordening gemeente Tholen 2017" verplichten de gemeente tot het voeren van
risicomanagement en het opstellen van een paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Deze paragraaf
is een onderdeel van het totale risicomanagementproces en geeft met name inzicht in de financiële draagkracht
van de gemeente indien zich onvoorziene tegenvallers voordoen.
De paragraaf gaat in op:
Het risicomanagementbeleid;
Het risicoprofiel (de gesignaleerde risico’s);
De benodigde weerstandscapaciteit;
De risico top 5 en de beheersing van deze belangrijkste risico’s;
De beschikbare weerstandscapaciteit;
De kengetallen omtrent de financiële positie.
Risicomanagementbeleid
Net als iedere andere organisatie heeft ook de gemeente bij de uitvoering van haar taken te maken met
onzekerheden die kunnen leiden tot financiële tegenvallers. Het weerstandsvermogen is het vermogen om deze
tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de continuïteit in gevaar komt. Het weerstandsvermogen kan
worden uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit (risico’s).
Het beleid ten aanzien van risicomanagement is vastgelegd in de "Financiële verordening gemeente Tholen
2017", die door uw raad is vastgesteld op 8 december 2016. De gemeente streeft vanaf 2017 een ratio na van
minimaal 1,0 en vanaf 2020 van minimaal 1,5.
Risicoprofiel
Voor de gehele organisatie zijn de belangrijkste risico’s (circa 20) in beeld gebracht. Het risicoprofiel is divers van
aard. Voor de in kaart gebrachte risico’s zijn diverse beheersmaatregelen benoemd. Deze zijn bedoeld om óf de
kans van een risico te verlagen óf de gevolgen te reduceren. Hierdoor zal de totale impact van de risico’s op de
organisatie afnemen.
Benodigde weerstandscapaciteit
Op basis van het risicoprofiel kan bepaald worden hoeveel geld nodig is om alle risico’s te kunnen afdekken. Alle
risico’s zullen zich echter nooit én tegelijk, én in hun maximale omvang voordoen. De benodigde
weerstandscapaciteit wordt daarom berekend op basis van een risicosimulatie (Monte-Carlo methode). We gaan
hierbij uit van een zekerheidspercentage van 90%. Door deze benadering wordt voorkomen dat er een te groot
weerstandsvermogen (weerstandscapaciteit) wordt aangehouden. De totaal benodigde weerstandscapaciteit
bedraagt ultimo 2020 circa € 2,3 miljoen (v.j. € 2,4 miljoen).
Risico top 5
In de tabel hieronder zijn de 5 belangrijkste risico’s van de gemeente Tholen, gerangschikt naar financiële impact,
weergegeven. Het percentage geeft het aandeel van het risico in de totaal benodigde weerstandscapaciteit weer
(€ 2,3 miljoen). De top 5 risico’s beslaan bijna 80% van de totaal benodigde capaciteit.
Tabel: Belangrijkste 5 financiële risico’s
Risico
Kans
Max. financieel gevolg
Invloed
Tekort bij de uitvoering van taken binnen het sociaal domein
70%
€ 1.600.000
27%
Tekort gebiedsontwikkeling Tholen Stad Grondexploitatie VOF
50%
€ 2.200.000
26%
Tekorten gemeentelijke grondexploitaties
50%
€ 1.000.000
12%
Nadeel door COVID-19 (Coronacrisis)
70%
€ 400.000
7%
Hogere investeringskosten van onderwijshuisvesting
50%
€ 500.000
6%
Ad 1: Sociaal domein
Door drie grote decentralisatieoperaties op het gebied van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en
arbeidsparticipatie werd het takenpakket van de gemeenten in 2015 flink uitgebreid. Het uitgangspunt was dat
deze transitie budgettair neutraal zou verlopen. Dit is echter totaal niet realistisch gebleken. Dit blijkt ook uit het
door AEF uitgevoerde onderzoek naar de middelen die gemeenten structureel nodig hebben om hun taken
voor jeugdzorg goed uit te kunnen voeren. Het onderzoek laat zien dat gemeenten in 2019 zo’n € 1,7
miljard meer aan jeugdzorg uitgegeven hebben dan ze aan middelen hebben ontvangen. Het Rijk wil vooralsnog
echter nog niet over de brug komen. Op 11 maart 2021 heeft de VNG met een brede delegatie van het kabinet
over de tekorten op de jeugdhulp gesproken. Tijdens dit overleg zou het kabinet een aanbod doen om de huidige
financiële nood te ledigen en zou het perspectief bieden voor de structurele oplossing op de lange termijn. Helaas
heeft dit overleg tot onvoldoende resultaat geleid. Daarom heeft de VNG besloten arbitrage in te roepen.
Hierdoor blijft ons belangrijkste risico een overschrijding van de budgetten voor uitvoering van de Jeugdwet en de
Wmo 2015 (begeleiding en huishoudelijke hulp). Door diverse maatregelen (uit het plan van aanpak) lijken de
grootste (volume)stijgingen bij de uitvoering van de Jeugdwet achter ons te liggen. De stijgingen bij de Wmo gaan
onverminderd door, o.a. door het abonnementstarief en de vergrijzing. DIt blijkt ook uit de analyse van
onderzoeks- en adviesbureau BDO van de gemeentelijke jaarrekeningen over 2019. Het maximale risico schatten
we in op een bedrag van € 0,8 miljoen. Vanwege het structurele karakter is dit bedrag verdubbeld.
Ad 2: Gebiedsontwikkeling in exploitatie via grondexploitatiemaatschappij Tholen Stad VOF
Het resultaat van de twee grondexploitaties is aanzienlijk verslechterd ten opzichte van 2019. De belangrijkste
oorzaak is te vinden in deelplan Molenvlietsedijk, maar ook de nagenoeg afgeronde locatie VesteTuin laat een
negatiever resultaat zien dan in 2019. Bij VesteTuin is het lagere resultaat van € 0,4 miljoen (CW) met name te
wijten aan een tegenvaller bij de inrichting van het gebied en de kademuur bij de Kruittoren.
Voor Molenvlietsedijk is de hoofdlijn van het negatievere resultaat hieronder beknopt weergegeven:
Een deel van de voorziene woningbouw ligt binnen een zone waar momenteel een milieukundige hindercirkel
over ligt. Deze deelgebieden zijn niet meegenomen in de opbrengsten van de grondexploitatie. Dit leidt tot een
kleiner plangebied, waardoor circa 1 hectare minder grond uitgeefbaar is. In de grondexploitatie wordt daarom nu
per saldo rekening gehouden met de realisatie van circa 390 woningen in een plangebied van ruim 19 hectare, in
plaats van bijna 450 woningen op circa 21 hectare.
De vastgoedmarkt is sinds 2013 aanzienlijk veranderd. De eerdere berekeningen waren gebaseerd op
normatieve grondquotes. Door de fors gestegen bouwkosten sinds 2014 en de achtergebleven VON-prijzen in
Tholen waren deze grondquotes achterhaald. De grondopbrengsten zijn in de geactualiseerde grondexploitatie
residueel bepaald;
De ramingen voor bouw- en woonrijp maken zijn hoger vanwege (1) prijsstijgingen in afgelopen jaren (zie
VesteTuin) en (2) de ambitie, de kwaliteit en het ruimtegebruik in de nieuwe stedenbouwkundige visie, ten
opzichte van de uitgangspunten uit 2013.
Het resultaat (CW) van Molenvlietsedijk is in vergelijking met de vorige grondexploitatie hierdoor circa € 8,3
miljoen negatiever.
Het verwachte verlies van Tholen Stad Grondexploitatie VOF over 2020 bedraagt hierdoor € 8,7 miljoen. De
gemeente neemt voor 1/3 deel in de VOF via Gemeente Tholen, Grondexploitatie Tholen Stad B.V.. Het
verwachte verlies van deze deelneming over 2020 bedraagt derhalve afgerond € 2,9 miljoen. De deelneming (€
15.000) en de verstrekte lening aan deze deelneming (€ 825.000) zijn afgewaardeerd. Voor het resterende verlies
is een voorziening gevormd (€ 2.074.000), aangezien de gemeente het stellige voornemen heeft de deelneming
tot betaling van haar schulden in staat te stellen.
De grondopbrengsten zijn in de geactualiseerde grondexploitatie residueel berekend. Dit betekent dat de
prijsverandering van de VON-prijzen en de bouwkosten leiden tot andere grondwaarden. Op dit moment is voor
zowel de VON-prijzen als de bouwkosten gekozen om aan te sluiten bij de CPI. De ervaring leert dat de
prijsontwikkeling van de bouwkosten en de VON-prijzen vaak niet gelijk op gaat. In Tholen is de afgelopen jaren
de VON-prijsstijging ten opzichte van de rest van Nederland achtergebleven. De bouwkostenstijging is wel gelijk
opgegaan met de rest van Nederland. Dit heeft tot gevolg gehad dat de grondprijs niet evenredig is mee
veranderd en zelfs is gedaald, ondanks dat de VON-prijzen zijn gestegen. Dit risico is nog steeds actueel. Met
een dergelijke ontwikkeling stijgen de grondprijzen minder hard of kunnen deze zelfs dalen. Uit een
gevoeligheidsanalyse blijkt dat dit risico het grootste effect op het resultaat van de grondexploitatie heeft. Hierbij
is dus uitgegaan van een residuele benadering, waarbij de effecten maximaal naar de grondwaarde gaan. Het
maximumrisico voor de gemeente schatten we in op circa € 2,2 miljoen.
Ad 3: Tekorten gemeentelijke grondexploitaties
Het grootste risico ten aanzien van de huidige schattingen (en de mogelijke uitkomsten daarvan) zijn gelegen in
woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland. De nog te realiseren opbrengsten bedragen namelijk ruim € 8
miljoen, terwijl het verwachte resultaat op eindwaarde slechts € 62.000 bedraagt. Bij de overige complexen zijn
de nog te realiseren opbrengsten beperkt en/of zijn de verwachte eindwaarden zodanig hoog dat eventuele
risico’s binnen het complex zijn op te vangen, terwijl bij woningbouwcomplex Deestraat Poortvliet ultimo boekjaar
al koopovereenkomsten zijn afgesloten voor bedrag van ruim € 0,6 miljoen.
Door de gedegen onderbouwing van zowel de kosten als opbrengsten, worden de grootste risico’s binnen
woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland veroorzaakt door wijzigingen in de grondprijsontwikkeling en
fasering van met name de dijkwoningen en de woontorens (Havenplateau). We hebben de effecten door middel
van gevoeligheidsanalyse inzichtelijk gemaakt. Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat met name de ontwikkeling
van de grondprijzen het grootste effect op het resultaat van de grondexploitatie heeft. Het niet indexeren van de
grondprijzen leidt tot een nadeel van € 0,4 miljoen, terwijl een afname van de grondprijzen met 3% voor een
nadeel van € 1,1 miljoen zorgt.
Overigens zijn ultimo boekjaar al koopovereenkomsten afgesloten voor een bedrag van ruim € 2,2 miljoen.
Hierdoor schatten we het maximumrisico in op circa € 1,0 miljoen.
Ad 4: COVID-19
In het voorstel tot het oplossen van knelpunten in het kader van de coronacrisis, vastgesteld in uw raad van 16
april 2020, hebben we een beeld geschetst van de mogelijke financiële impact op onze begroting. We hebben
risico’s benoemd en waar mogelijk gekwantificeerd. Een groot deel van de risico’s lijkt door alle steunpakketten
getackeld. De rest lijkt overwegend incidenteel van aard. De structurele gevolgen verwachten we met name op
het terrein van inkomensvoorzieningen, armoedebeleid en schuldhulpverlening. Dit wordt bevestigd door het
rapport van de Tijdelijke Werkgroep Sociale Impact (werkgroep Halsema). Veel zzp-ers, flexwerkers of jongeren
verliezen momenteel hun opdrachten of hun baan en lopen inkomsten mis. Bij onvoldoende of traag economisch
herstel bestaat een kans op blijvende werkloosheid en daarmee een grotere (blijvende) druk op de bijstand.
We schatten het maximale risico op een bedrag van € 0,2 miljoen. Vanwege het structurele karakter is dit bedrag
verdubbeld.
Ad 5: Investeringen onderwijshuisvesting
De komende jaren staan aanzienlijke investeringen gepland voor onderwijshuisvesting. De afgelopen periode zijn
de bouwkosten aanzienlijk gestegen. Het risico bestaat dat de investeringskosten hoger uitvallen dan waarmee in
de programmabegroting rekening gehouden is. Het maximumrisico voor de gemeente schatten we in op circa
€ 5,0 miljoen. De kapitaallasten over dit bedrag worden becijferd op € 0,25 miljoen. Vanwege het structurele
karakter is dit bedrag verdubbeld.
Beschikbare weerstandscapaciteit
Met de beschikbare weerstandscapaciteit bedoelen we de aanwezige middelen en mogelijkheden waarover de
gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Onder de incidentele
weerstandscapaciteit (in vermogen) vallen de Algemene reserve niet vrij besteedbaar en de reserve
bouwgrondexploitatie. Tot de structurele weerstandscapaciteit (in de exploitatie) behoren de post onvoorzien
(jaarlijks € 250.000) en de onbenutte belastingcapaciteit. De riool- en afvalstoffenheffing mogen maximaal
kostendekkend zijn (inclusief compensabele BTW). Omdat dit al het geval is, zit hierin geen ruimte om extra
middelen te genereren. Voor de berekening van de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting wordt
het tarief volgens de norm van artikel 12 Financiële verhoudingswet gehanteerd.
De beschikbare weerstandscapaciteit is als volgt bepaald:
Beschikbare weerstandscapaciteit (in mln)
31-12-2020
31-12-2019
Vermogen
Algemene reserve niet vrij besteedbaar
15,8
10,5
Reserve bouwgrondexploitatie
1,6
1,6
Exploitatie
Onbenutte belastingcapaciteit ozb
0,9
1,4
Onvoorzien
0,2
0,2
Beschikbare weerstandscapaciteit:
18,5
13,7
Kengetallen financiële positie
Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) dient in het jaarverslag een verplichte basisset aan
financiële kengetallen in de onderhavige paragraaf opgenomen te worden. Aan deze basisset hebben we de ratio
weerstandsvermogen toegevoegd. De kengetallen geven gezamenlijk op eenvoudige wijze inzicht in de financiële
positie.
1. Structurele exploitatieruimte
Betekenis
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte is. Daarnaast geeft dit kengetal ook aan of de
gemeente in staat is om structurele tegenvallers op te vangen dan wel of er nog ruimte is voor nieuw beleid.
Berekeningswijze
Op basis van het overzicht ‘’incidentele baten en lasten’’ kan het saldo van de structurele baten en structurele
lasten worden berekend. Vervolgens wordt hierbij het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan
reserves opgeteld. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door de uitkomst te delen door de totale baten
(zie artikel 17 onderdeel c van het BBV = exclusief mutaties reserves) en uit te drukken in een percentage.
Norm
In het financieel toezicht wordt de begroting van een gemeente langs de lat gelegd die geldt voor artikel 12-
gemeenten. Voor het bedrag voor onvoorzien (conform het BBV artikel 8, lid 1) wordt bij artikel 12-gemeenten
uitgegaan van de vuistregel van 0,6% van de som van de uitkering Gemeentefonds (algemene uitkering plus
integratie- en decentralisatie-uitkeringen) en de ozb-capaciteit. Een gemeente zou in de begroting dit bedrag aan
ruimte moeten ramen om structurele tegenvallers op te kunnen vangen. Uitgedrukt in een percentage van de
totale baten komt dit voor ons neer op circa 0,4%. Wij zetten de structurele exploitatieruimte af tegen deze norm.
Voldoende
Structurele exploitatieruimte hoger dan 0,4%
Matig
Structurele exploitatieruimte tussen 0% en 0,4%
Onvoldoende
Structurele exploitatieruimte kleiner dan 0%
Berekening
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Totale structurele lasten
70.031
66.196
67.945
B
Totale structurele baten
70.114
66.701
69.551
C
Totale structurele toevoegingen aan reserves
72
72
72
D
Totale structurele onttrekkingen aan reserves
20
20
20
E
Tot. baten (excl. reservemutaties)
78.760
66.701
73.038
Struct. exploitatieruimte ((B-A)+(D-C))/E x 100%
0,0%
0,7%
2,1%
Conclusie
De structurele exploitatieruimte is ten opzichte van de primitieve begroting 2020 verbeterd. Dit komt met name
door budgetonderschrijdingen in structureel bestaand beleid (bijv. Jeugdwet) als gevolg van COVID-19. Deze
budgetverschillen blijven naar hun aard “structureel”.
2. Ratio weerstandsvermogen
Betekenis
De ratio weerstandsvermogen geeft het vermogen aan om tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de
continuïteit in gevaar komt.
Berekeningswijze
De ratio weerstandsvermogen wordt uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde
weerstandscapaciteit (risico’s).
Norm
In het kader van Tholen (financieel) in balans heeft u vanaf 2017 een ratio weerstandsvermogen geformuleerd
van 1,0, groeiend naar 1,5 in 2020.
Voldoende
Vanaf 1,0
Matig
Tussen 0,8 en 1,0%
Onvoldoende
Lager dan 0,8
Berekening
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Beschikbare weerstandscapaciteit
13.700
13.300
18.500
B
Benodigde weerstandscapaciteit (risico’s)
2.400
2.000
2.300
Ratio weerstandsvermogen (A/B)
5,7
6,7
8,0
Conclusie
De ratio weerstandsvermogen is verbeterd en voldoet ruimschoots aan de norm. De verbetering is met name het
gevolg van een toename van de beschikbare weerstandscapaciteit door toevoeging van het positieve resultaat
over voorgaand jaar (resultaatbestemming).
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis
De solvabiliteitsratio geeft de mate aan waarin de gemeentelijke bezittingen zijn afbetaald (niet belast met
schulden).
Berekeningswijze
De solvabiliteitsratio wordt uitgedrukt als de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal. De
solvabiliteitsratio is het spiegelbeeld van de schuldratio.
Norm
In de VNG-uitgave ‘’Houdbare gemeentefinanciën’’ is aangegeven dat wanneer de solvabiliteit hoger is dan 30%
dit als voldoende kan worden bestempeld en lager dan 20% als onvoldoende. In het kader van Tholen (financieel)
in balans heeft uw raad als doelstelling een solvabiliteit van 20% in 2022 geformuleerd.
Voldoende
Vanaf 30%
Matig
20% tot 30%
Onvoldoende
Tot 20%
Berekening
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Eigen vermogen (cf. art. 42 BBV)
21.291
12.702
23.014
B
Balanstotaal
96.670
83.161
97.681
Solvabiliteit (A/B) x 100%
22%
15%
24%
Conclusie
De solvabiliteit is wederom verbeterd. Dit komt met name door het positieve resultaat over 2020.
4a. Netto schuldquote
Betekenis
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de (netto) schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de
inkomsten. De hoogte van de inkomsten bepaalt namelijk in belangrijke mate hoeveel schulden een gemeente
kan dragen. Hoe hoger het inkomen des te meer schuld een gemeente kan aangaan.
Berekeningswijze
De netto schuldquote betreft de netto schuld als aandeel van de totale inkomsten (voor reservemutaties). De
netto schuld wordt berekend als de som van de onderhandse leningen, overige vaste schuld, kortlopende schuld
en overlopende passiva minus de langlopende uitzettingen, kortlopende (debiteuren)vorderingen en uitzettingen,
liquide middelen en overlopende activa.
Norm
In de VNG-uitgave ‘’Houdbare gemeentefinanciën’’ is aangegeven dat wanneer de schuld lager is dan de
jaaromzet (< 100%) dit als voldoende kan worden bestempeld en boven de 130% als onvoldoende. Omgerekend
komt dit laatste percentage ongeveer overeen met het Europese schuldplafond van 60% van het bbp.
Voldoende
Tot 100%
Matig
100% tot 130%
Onvoldoende
Vanaf 130%
Berekening
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
61.573
53.990
53.990
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
2.419
8.193
2.757
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
3.045
3.396
6.971
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid d, e en f)
2.573
1.923
2.573
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
21.312
5.812
17.426
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
436
39
396
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
636
1.239
521
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
78.760
66.701
73.038
Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
53%
85%
59%
Conclusie
De netto schuldquote is ten opzichte van de primaire begroting 2020 sterk verbeterd. Dit komt met name door de
grondtransactie van 15 hectare op bedrijventerrein Welgelegen te Tholen (2019). De transactie heeft gezorgd
voor een forse afname van de netto-schuld.
4b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen
Betekenis
Een gemeente met veel verstrekte leningen heeft normaliter veel schulden, welke onder normale
omstandigheden niet op de begroting drukken. Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen,
wordt de netto schuldquote hieronder gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Op deze manier wordt duidelijk
in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
Berekeningswijze
De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de
netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen
(zie artikel 36 lid b en c BBV).
Norm
Zie 4a.
Berekening
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
61.573
53.990
53.990
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
2.419
8.193
2.757
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
3.045
3.396
6.971
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid b, c, d, e en f)
12.582
3.777
12.095
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
21.312
5.812
17.426
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
436
39
396
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
636
1.239
521
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
78.760
66.701
73.038
Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
41%
82%
46%
De gemeente Tholen heeft voor € 8,5 miljoen doorgeleend aan verbonden partijen. Verder is voor € 1,0 miljoen
aan startersleningen en leningen voor duurzame particuliere woningverbetering verstrekt.
5. Kengetal grondexploitatie
Betekenis
Het kengetal grondexploitatie geeft aan welk deel van de netto-schuldquote veroorzaakt wordt door de
grondexploitatie. Een gemeente met veel grondvoorraden heeft normaliter veel schulden, welke bij normale
marktomstandigheden niet op de begroting drukken. Als de markt tegenzit, gaat dit echter niet meer op. Een
gemeente met veel grondvoorraden kan dan een probleem krijgen vanwege de schulden die voor de aanschaf
zijn aangegaan. De afgelopen jaren is gebleken dat de grondexploitatie een forse impact kan hebben op de
financiële positie van een gemeente.
Berekeningswijze
Voor de berekening van het kengetal wordt de bouwgrond in exploitatie gedeeld door de totale baten uit de
programmabegroting of jaarstukken (exclusief mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage.
Norm
Een norm voor het kengetal grondexploitatie is lastig te bepalen. De boekwaarde van de voorraad grond zegt
namelijk niets over de relatie tussen de vraag naar en aanbod van bouwgrond. Om deze reden is er geen norm
verbonden aan het kengetal grondexploitatie. De boekwaarde van de gronden geeft wel aan of een gemeente
veel middelen heeft gestopt in haar grondexploitatie.
Berekening
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Voorraden bouwgrondexploitatie
10.806
11.259
7.673
B
Tot. baten (excl. reservemutaties)
78.760
66.701
73.038
Grondexploitatie A/B x 100%
14%
17%
11%
Conclusie
Het kengetal is ten opzichte van de primaire begroting 2020 fors gedaald. Dit komt met name door de
grondtransactie van 15 hectare op bedrijventerrein Welgelegen te Tholen (2019).
6. Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishouden
Betekenis
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale
woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de ”Atlas van de lokale lasten”. Onder de woonlasten
worden verstaan de ozb, de rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in
die gemeente.
Berekeningswijze
De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoons-
huishouden in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 en uit te drukken in een percentage.
Norm
De gemeentelijke woonlasten zijn begrensd op het landelijk gemiddelde.
Berekening
De (ongewogen) gemiddelde woonlasten van gemeenten in 2020, op basis van de cijfers van het Coelo,
bedragen € 777. Het gemiddelde voor de jaren 2018 en 2019 is respectievelijk € 721 en € 740.
Ultimo jaar
R2019
B2020
R2020
A
Ozb-lasten voor gezin bij gem. WOZ-waarde
229
247
247
B
Rioolheffing voor gezin
206
206
206
C
Afvalstoffenheffing voor gezin
262
262
262
D
Tot. woonlasten voor gezin (A+B+C)
697
715
715
E
Woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin (t-1)
721
740
740
Woonlasten t.o.v. landelijk gem. (D/E) x 100%
97%
97%
97%
Conclusie
De totale woonlasten bevinden zich onder het landelijk gemiddelde van t-1.