Financiële positie
Gemeentefonds
De algemene uitkering van het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2019.
Het gemeentefonds 2020 heeft landelijk gezien de volgende omvang:
Algemene uitkering 83 %
Integratie- en decentralisatie uitkering
17 %
Totaal
100 %
Ingaande 2019 is het integreerbare deel van de Integratieuitkering Sociaal domein (IU-SD) overgeheveld
naar
de
algemene
uitkering
van
het
gemeentefonds.
Uitzondering
hierop
zijn
de
onderdelen:
Wmo
beschermd wonen, Jeugd voogdij18+ en participatieonderdelen Wajong, begeleiding en WSW.
Hiervoor
wordt nog een aparte IU-SD verstrekt.
Met ingang van 2019 worden geen voorschotten meer verstrekt voor de ruimte die gemeenten onder het
BCF
(BTW-CompensatieFonds)
plafond
blijven
en
die
wordt
toegevoegd
aan
de
algemene
uitkering.
Jaarlijks wordt op basis van de laatste inzichten bij de septembercirculaire van het lopende jaar een nieuw
eerste voorschot gegeven voor het lopende jaar. Bij het opstellen van de begroting 2019 met bijbehorende
meerjarenraming mocht eenmalig nog zelf een inschatting worden gemaakt hoe hoog de onderschrijding
onder het plafond zou uitvallen, binnen de toegestane marges van de Provincie. Voor de begroting 2020 met
bijbehorende meerjarenraming is in de meicirculaire 2019 een advies opgenomen dat die raming maximaal
gelijk mag zijn aan de afrekening van 2018, zijnde macro € 39 miljoen in alle jaren. De provinciaal
toezichthouders hebben aangegeven dit advies als richtlijn te gebruiken bij het beoordelen van de begroting.
Voor Westerwolde is de raming 2020 e.v. bijgesteld naar bovengenoemde 39 miljoen ( Westerwolde €
60.000). Dit betekent een negatieve bijstelling van de algemene uitkering van € 325.000 vanaf 2020 (was €
385.000). Bij de septembercirculaire 2019 zal opnieuw worden bezien in hoeverre de raming van € 60.000
nog reëel is. Dit bedrag is ook in de risicoparagraaf meegenomen.
Het kabinet heeft besloten extra middelen toe te voegen aan het jeugdhulpbudget. In 2019 gaat het om €
420 miljoen (waarvan € 20 miljoen tijdelijk aan de jeugdautoriteit beschikbaar wordt gesteld) en in 2020 en
2021 om jaarlijks € 300 miljoen. Het Rijk heeft, in overleg met de toezichthouders, in een uniforme richtlijn
vastgelegd
hoe
de
extra
middelen
jeugdzorg
geraamd
kunnen
worden
in
de
begroting
2020
en
de
meerjarenraming 2021 – 2023. Deze richtlijn is opgesteld in samenspraak met de ministeries BZK, VWS en
Financiën, de VNG en de toezichthouders. De richtlijn geeft aan, dat voor de jaren 2022 en 2023 een
stelpost geraamd kan worden. Het is primair aan de gemeente om de keuze te maken om wel of geen
stelpost te ramen. Wanneer ervoor gekozen wordt om een stelpost op te nemen dan wordt
maximaal een
stelpost, die gebaseerd is (naar rato) op het macro-budget van de € 300 miljoen van 2021, geaccepteerd. De
gemeente Westerwolde heeft voor het jaar 2022 een stelpost opgenoment ter grootte van
€ 440.000
(gebaseerd op het macro-budget de € 300 miljoen van 2021). Voorzichtigheidshalve is dit alleen voor het
jaar 2022 geraamd. Dit bedrag is ook in de risicoparagraaf meegenomen.
Voorwaarde
is
wel dat daarnaast
de gemeente tevens
zelf
maatregelen neemt in het kader
van de
transformatie rondom jeugdzorg en ggz mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen
immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de
uitgaven.
Voor nieuwbouw en vervangende nieuwbouw van scholen in het PO en VO worden middelen ontvangen via
de algemene uitkering. Het pakket Pauw bood en biedt de mogelijkheid om een “fictief” budget te berekenen
voor het bedrag dat wordt ontvangen voor onderwijshuisvesting. Voor voormalig Vlagtwedde werden op dit
fictief berekende budget de lasten in mindering gebracht die werden gedekt uit de BR onderwijshuisvesting
en werd het saldo als storting in of onttrekking uit de BR onderwijshuisvesting opgenomen in de begroting.
Voormalig Bellingwedde hanteerde deze systematiek niet. Na de herindeling kan deze berekening niet meer
worden gemaakt omdat er geen cijfers meer beschikbaar zijn voor voormalig Vlagtwedde. In afwachting van
een
gemeentebrede
systematiek
blijft
de
in
de
begroting
2020
en
bijbehorende
meerjaren
raming
opgenomen storting in de onderwijshuisvesting ad € 49.523 ( afgerond € 50.000) voorlopig gehandhaafd.
Meerjarenraming 2021 tot en met 2023
De meerjarenraming geeft een beeld van de financiële positie van de gemeente, op korte en middellange
termijn. Dit beeld is van wezenlijk belang, omdat onder meer de algemene uitkering in een meerjarig kader is
geplaatst. Door hiermee rekening te houden kan de meerjarenraming uitwijzen of de doelstelling van een
sluitende begroting op termijn wordt gerealiseerd.
Uitgangspunten meerjarenramingen
voortzetting van bestaand beleid;
basis is de begroting 2020;
een constant loon- en prijsniveau t.o.v. 2020;
een constant inwonersaantal;
onveranderde stand van de reserves en voorzieningen (met bekende mutaties is rekening gehouden);
autonome stijging van gemeentelijke belastingen;
vrijkomende kapitaallasten, waarbij is uitgegaan van een gelijkblijvende rentepercentage;
noodzakelijke vervangingsinvesteringen binnen de begroting;
constante prijzen voor de meerjarenprognose van de algemene uitkering.
De begroting 2020 presenteren wij met een voordelig saldo van € 10.120. De meerjarenraming laat een
nadelig saldo zien in 2021 van € 448.832 en 2022 € 195.826. In 2023 is er een voordelig saldo van €
124.469. Het totaal bedrag van de ombuigingsvoorstellen voorgesteld in de kadernota 2020 is verwerkt in de
begroting 2020 en meerjarenraming.
Jaar
Resultaat
2020
10.120
(overschot)
2021
448.832
(tekort)
2022
195.826
(tekort)
2023
124.769
(overschot)
Ombuigingsvoorstellen
In de kadernota 2020 is er een pakket van ombuigingen voorgesteld die kunnen leiden tot een sluitende
begroting en meerjarenraming. Deze ombuigingen zijn verwerkt in het saldo van de begroting en
meerjarenraming. Voor verdere informatie van de ombuigingen verwijzen wij u naar de afzonderlijk bijlage.
Wij stellen de raad voor in te stemmen met onderstaande ombuigingsvoorstellen voor de jaren 2020 tot en
met 2023.
Omschrijving
2020
2021
2022
2023
APV en bvijzondere wetten
5.000
10.000
15.000
15.000
Afsl ruiten Aa kanaal voor (plezier) vaart
20.000
20.000
20.000
20.000
Zondagopenstelling bruggen beëindigen
16.000
16.000
16.000
16.000
Verhoging tarief aanleg inritten
5.000
10.000
15.000
15.000
Openbaar groen
10.000
10.000
10.000
10.000
Geen deelname promotiedagen
10.000
10.000
10.000
10.000
Peuteropvang, peuterspeelzalen
100.000
100.000
100.000
100.000
Vrijval reserve zorgfonds basisonderw
62.770
Afstoten 6 Sportvelden
30.000
30.000
30.000
30.000
Verkoop 5 molens
60.000
60.000
60.000
Verhogen tarieven zwembaden
15.000
25.000
35.000
35.000
Afstoten hertenkamp Vriescheloo
6.500
6.500
6.500
6.500
Beëindiging inzet sportcoach
28.000
28.000
28.000
28.000
Taakstelling Muziekschool
30.000
30.000
30.000
Vermindering subsidies Cultuur
5.000
5.000
5.000
Beperking producten bibliotheek
50.000
50.000
50.000
Onderhoud Jeugdgebouw
8.000
8.000
8.000
8.000
Verlagen mantelzorgbudget
90.000
90.000
90.000
90.000
Inloop GGZ lokaal regelen
40.000
40.000
40.000
Vrijval reserve beschermd wonen
350.000
Leges GPK
5.000
5.000
5.000
5.000
Bijdrage medisch onderzoek GPK
25.000
25.000
25.000
25.000
Herindicatie financ. vergoeding vervoer
30.000
30.000
30.000
Inzet transitiemiddelen voor Wmo
45.000
45.000
45.000
45.000
Participatieregeling
67.000
67.000
67.000
67.000
Verhogen tarieven
-
lijkbezorging 50%
35.000
35.000
35.000
35.000
-
omgevingsvergunningen 17%
50.000
50.000
50.000
50.000
-
OZB 10%
500.000
500.000
500.000
500.000
-
Toeristenbelasting € 0,25
45.000
45.000
45.000
45.000
Congressen/bijeenkomsten
5.000
5.000
5.000
5.000
Concentratie gemeentegebouwen
p.m.
p.m.
p.m.
Totaal Ombuigingen
1.533.270
1.355.500
1.375.500
1.375.500
Beschikbaar stellen MIP projecten 2020 2023
Gelet op onze precaire financiële positie beperken wij ons dit jaar tot uitvoeren van Mip projecten die wij op
basis va een wettelijk verplichting moeten uitvoeren. De lasten van deze projecten zijn reeds in de begroting
verwerkt. De MIP projecten die geen wettelijke verplichtingen hebben komen op de “Niet doen” lijst. Voor
een nadere onderbouwing van de wettelijke verplichte MIP projecten verwijzen wij u naar de bijlage achterin
de begroting.
Wij stellen u dan ook voor akkoord te gaan met de volgende lijst van MIP-projecten:
Wettelijke verplichting
MIP nr.
Omschrijving
Bedrag
Dekking
Jaar
2005
Digitalisering bouwdossiers
45.000
Begroting
2020
2016
Opstellen wegenlegger
25.000
Begroting
2020
2019
Verduurzaming, vervangen lichtmasten
395.000
Begroting
2020-2023
2020
Garantiebanen
90.000
Begroting
2020-2023
Niet doen
MIP nr.
Omschrijving
Bedrag
Dekking
Jaar
2001
Professionalisering Marketing
50.000
2020- 2023
2002
Rondweg Oudeschans
350.000
2020
2003
Cultuur
30.000
2020-2023
2004
Internationalisering
90.000
2020-2023
2006
Stichting Nedersaksenlijn
3.500
2020-2022
2007
Herinrichting Molenplein1
375.000
2020
2008
Parc Eemslandermeer1
150.000
2020-2023
2009
Grip op informatie en ICT
200.000
2020-2021
2010
Diversiteit
9.000
2020-2023
2011
Vervanging beregening sportvelden
3.500
2020-2023
2012
Bebording1
25.000
2020
2013
Materieel openbare werken1
96.000
2020
2014
Permanente bewoning
50.000
2020
2015
Onderhoud bruggen
365.000
2020-2023
2017
Renoveren begraafplaatsen1
20.000
2020
2018
Onderhoud wegen
900.000
2020-2023
2020
Retailvisie
p.m.
2020-2023
1 Door afschrijvingen en renteberekening worden kapitaallasten verwerkt in structurele lasten.
Reserves en voorzieningen
Van belang voor een goede beoordeling van onze financiele positie is tevens de stand van zaken met
betrekking tot reserves en voorzieningen. Onderstaand overzicht geeft de geprognosticeerde saldi weer van
de reserves. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de cijfers uit de 2e bestuursrapportage 2019.
1/1/2019
1/1/2020
Algemene reserves
11.575.645
7.224.805
Bestemmingsreserves
19.481.768
17.077.098
Gebonden (bestemmings-)reserves kapitaallasten
€ 6.697.151
€ 8.077.428
37.754.564
32.379.331
De voorzieningen zijn als volgt te specificeren:
1/1/2019
1/1/2020
Voorzieningen Algemene Dienst
9.945.262
10.914.337
De gebonden reserves zijn in bovenstaand overzicht apart opgenomen. Gebonden reserves zijn reserves
waarvan de aanwending niet vrij is. Ze worden ingezet ter dekking van kapitaallasten in de begroting op
basis van in het verleden genomen besluiten.
Voor een nadere specificatie wordt overigens verwezen naar de staat van reserves en voorzieningen, die als
bijlage in de programmabegroting 2020 is opgenomen.
Voor een meer gedetailleerde beoordeling van de financiële positie zijn niet alleen de verwachte saldi van de
reserves bij aanvang van het begrotingsjaar van belang. Het is ook belangrijk te weten welk beslag er in de
begrotingsjaren daarna reeds op de algemene- en bestemmingsreserves ligt. Op die manier kan worden
bepaald welk deel nog vrij besteedbaar is.
In onderstaand overzicht is per groep reserves weergegeven op welk deel van de reserves voor de komende
jaren reeds beslag ligt. Dit kan zijn door raadsbesluit, toekenningsbesluit of door de meerjarenraming.
Door hun aard is er bij de gebonden reserves en bij de voorzieningen geen sprake van een vrij besteedbaar
deel.
De verwachte toekomstige mutaties in de reserves zijn als volgt te specificeren:
Algemene reserves
Bestemmingsreserves
Verwachte saldi per 1/1/2020
7.224.805
17.077.098
Verwachte mutaties 2020
39.404
283.792
Verwachte mutaties 2021, 2022 en 2023
€ 612.316
€ 888.606
€ 7.876.525 *
€ 18.249.496
*
Afgesproken is dat de algemene reserve een minimum saldo van € 8.000.000 moet hebben ten
behoeve van het weerstandsvermogen. Dit saldo moet daarom zo spoedig mogelijk worden
aangezuiverd.