PARAGRAAF WEERSTANDSVERMOGEN EN RISICOBEHEERSING
Algemeen
Gemeenten hebben in toenemende mate te maken met uiteenlopende risico’s waarvan zij zich bewust moeten
zijn. Een essentiële voorwaarde voor risicobewustwording is inzicht in risico’s. Wanneer dit in voldoende mate
bestaat, kan worden bepaald op welke wijze (1) risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt en (2) de financiële
positie van de gemeente tegen deze risico’s kan worden beschermd. Het Besluit Begroting en Verantwoording
(BBV)
en
de
”Financiële
verordening
gemeente
Tholen”
verplichten
de
gemeente
tot
het
voeren
van
risicomanagement
en
het
opstellen van
een
paragraaf
”Weerstandsvermogen
en
risicobeheersing”.
Deze
paragraaf is een onderdeel van het totale risicomanagementproces en geeft met name inzicht in de financiële
draagkracht van de gemeente indien zich onvoorziene tegenvallers voordoen. De paragraaf gaat in op:
Het risicomanagementbeleid;
Het risicoprofiel (de gesignaleerde risico’s);
De benodigde weerstandscapaciteit;
De risico top 5 en de beheersing van deze belangrijkste risico’s;
De beschikbare weerstandscapaciteit;
De kengetallen omtrent de financiële positie.
Risicomanagementbeleid
Net als iedere andere organisatie heeft ook de gemeente bij de uitvoering van haar taken te maken met
onzekerheden die kunnen leiden tot financiële tegenvallers. Het weerstandsvermogen is het vermogen om deze
tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de continuïteit in gevaar komt. Het weerstandsvermogen kan
worden uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit (risico’s).
Het beleid ten aanzien van risicomanagement is vastgelegd in de ”Financiële verordening gemeente Tholen
2022”, die door uw raad is vastgesteld op 9 december 2021. Vanaf 2020 wordt een ratio nagestreefd van
minimaal 1,5.
Risicoprofiel
Voor de gehele organisatie zijn de belangrijkste risico’s (circa 20) in beeld gebracht. Het risicoprofiel is divers van
aard. Voor de in kaart gebrachte risico’s zijn diverse beheersmaatregelen in kaart gebracht. Deze zijn bedoeld om
óf de kans van een risico te verlagen óf de gevolgen te reduceren. Hierdoor zal de totale impact van de risico’s op
de organisatie afnemen.
Benodigde weerstandscapaciteit
Op basis van het risicoprofiel kan bepaald worden hoeveel geld nodig is om alle risico’s te kunnen afdekken. Alle
risico’s
zullen
zich
echter
nooit
én
tegelijk,
én
in
hun
maximale
omvang
voordoen.
De
benodigde
weerstandscapaciteit wordt daarom berekend op basis van een risicosimulatie (Monte-Carlo methode). We gaan
hierbij uit van een zekerheidspercentage van 90%. Door deze benadering wordt voorkomen dat er een te groot
weerstandsvermogen (weerstandscapaciteit) wordt aangehouden. De totaal benodigde weerstandscapaciteit
bedraagt ultimo 2023 circa € 1,6 miljoen.
Risico top 5
In de tabel hieronder zijn de 5 belangrijkste risico’s van de gemeente Tholen, gerangschikt naar financiële impact,
weergegeven. Het percentage geeft het aandeel van het risico in de totaal benodigde weerstandscapaciteit weer
(€ 2,5 miljoen). De top 5 risico’s beslaan circa 80% van de totaal benodigde capaciteit.
Tabel: Belangrijkste 5 financiële risico’s
Risico
Kans
Max. financieel gevolg
Invloed
Tekort als gevolg van inflatie
70%
€ 2.400.000
38%
Tekort gebiedsontwikkeling Tholen Stad Grondexploitatie VOF
50%
€ 2.200.000
25%
Tekort gemeentelijke grondexploitaties
30%
€ 1.000.000
7%
Tekort bij de uitvoering van de WMO
70%
€ 400.000
6%
Tekort bij de uitvoering van de Jeugdwet
50%
€ 400.000
4%
Ad 1: Tekort als gevolg van inflatie
De afgelopen periode is de inflatie wereldwijd sterk opgelopen. Organisatiebreed heeft de gemeente te maken
met stijgende kosten als gevolg van deze inflatie. Grofweg valt het risico op te splitsen in:
Het risico op hogere investeringskosten. De komende jaren staan aanzienlijke investeringen gepland. De
afgelopen periode zijn de bouwkosten fors gestegen. Het risico bestaat dat de investeringskosten hoger
uitvallen dan waarmee in de programmabegroting rekening gehouden is. Er is in deze programmabegroting
al rekening gehouden met een stijging van de investeringskosten met € 2,0 miljoen (kapitaallasten: € 0,1
miljoen). We zijn hierbij uitgegaan van een stijging van de geplande investeringen (circa € 10.000.000) met
20% bij een afschrijvingstermijn van 25 jaar en een rente van 2%.
Het maximumrisico voor de gemeente schatten we nu nog in op circa € 2,5 miljoen (€ 10.000.000 x 25%). De
kapitaallasten over dit bedrag worden becijferd op € 0,15 miljoen;
Het risico op hogere energiekosten. De energieprijzen zijn vanaf het laatste kwartaal van 2021 sterk gaan
stijgen. Het maximumrisico wordt, bovenop de in deze programmabegroting reeds verwerkte verhoging van
€ 0,3 miljoen, ingeschat op (nogmaals) € 0,3 miljoen.
Het risico op hogere salarissen, bijdragen aan GR-en en overige exploitatiekosten. Hier hebben we het
maximumrisico, bovenop de reeds verwerkte verhoging van circa € 1,5 miljoen, ingeschat op € 0,75 miljoen.
Het totale risico, na verhoging van diverse budgetten als gevolg van inflatie, komt uit op € 1,2 miljoen. Vanwege
het structurele karakter hebben we het totale risicobedrag verdubbeld.
Ad 2: Gebiedsontwikkeling in exploitatie via grondexploitatiemaatschappij Tholen Stad VOF
De grondopbrengsten zijn in de geactualiseerde grondexploitatie residueel berekend. Dit betekent dat de
prijsverandering van de VON-prijzen en de bouwkosten leiden tot andere grondwaarden. Op dit moment is voor
zowel de VON-prijzen als de bouwkosten gekozen om aan te sluiten bij de CPI. De ervaring leert dat de
prijsontwikkeling van de bouwkosten en de VON-prijzen vaak niet gelijk op gaat. In Tholen is de afgelopen jaren
de VON-prijsstijging ten opzichte van de rest van Nederland achtergebleven. De bouwkostenstijging is wel gelijk
opgegaan met de rest van Nederland. Dit heeft tot gevolg gehad dat de grondprijs niet evenredig is mee
veranderd en zelfs is gedaald, ondanks dat de VON-prijzen zijn gestegen.
Dit risico is nog steeds actueel. Met een dergelijke ontwikkeling stijgen de grondprijzen namelijk minder hard of
kunnen deze zelfs dalen. Uit een gevoeligheidsanalyse blijkt dat dit risico het grootste effect op het resultaat van
de grondexploitatie heeft. Hierbij is dus uitgegaan van een residuele benadering, waarbij de effecten maximaal
naar de grondwaarde gaan.
Het maximumrisico voor de gemeente schatten we in op circa € 2,2 miljoen.
Ad 3: Tekorten binnen gemeentelijke grondexploitaties
Het grootste risico ten aanzien van de huidige schattingen (en de mogelijke uitkomsten daarvan) is gelegen in
woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland en in mindere mate Molenvlietsedijk Zuid Tholen. Bij de overige
complexen zijn de nog te realiseren kosten en opbrengsten beperkt en/of zijn de verwachte eindwaarden zodanig
hoog dat eventuele risico’s binnen het complex zijn op te vangen.
De nog te realiseren opbrengsten binnen woningbouwcomplex Havengebied Sint-Annaland bedragen ruim € 7
miljoen, de nog te realiseren kosten bijna € 1,9 miljoen en het verwachte resultaat op eindwaarde € 231.000. De
grootste risico’s binnen dit complex worden veroorzaakt door wijzigingen in de grondprijsontwikkeling en fasering
van met name de dijkwoningen en de woontorens (Havenplateau).
De nog te realiseren opbrengsten binnen woningbouwcomplex Molenvlietsedijk Zuid bedragen bijna € 2 miljoen,
de nog te realiseren kosten bijna € 1,9 miljoen en het verwachte resultaat op eindwaarde € 45.000. De grootste
risico’s binnen dit complex worden veroorzaakt door kostenstijgingen (bouw- en woonrijp maken). Aan de
opbrengstenkant is het risico beperkt. Voor de appartementen (€ 500.000) is namelijk al een overeenkomst
gesloten en voor 9 van de 10 grondgebonden woningen zijn opties uitgegeven.
Het maximale risico schatten we in op € 1,0 miljoen (maar met een kans van 30%).
Ad 4: Tekort bij de uitvoering van de WMO
Door
decentralisatie
van
taken
op
het
gebied
van
jeugdzorg,
maatschappelijke
ondersteuning
en
arbeidsparticipatie werd het takenpakket van de gemeenten in 2015 flink uitgebreid. Het uitgangspunt was dat
deze transitie budgettair neutraal zou verlopen. Dit is echter totaal niet realistisch gebleken. Dit blijkt o.a. uit het
door adviesbureau BDO uitgevoerde onderzoek naar de kosten van de WMO op basis van de gemeentelijke
jaarrekeningen 2019.
Door introductie van het abonnementstarief was er de afgelopen jaren een toename van de vraag te zien. Dit
heeft geleid tot een opwaartse druk op de budgetten. Daarom is en wordt er op een breed front ingezet om meer
grip te krijgen op de budgetten. Alleerst voeren we samen met andere gemeenten het actieplan ”Grip op WMO”
uit. Daarnaast geven we uitvoering aan ons lokaal actieplan. De eerste tekenen van een trendbreuk zijn zichtbaar
en we lopen op schema om de in 2022 ingeboekte bezuiniging van € 100.000 per jaar (tot en met 2025) te
realiseren.
Het maximale risico schatten we in op 50% van de te realiseren bezuiniging (€ 0,2 miljoen). Vanwege het
structurele karakter is dit bedrag verdubbeld.
Ad 5: Tekort bij de uitvoering van de Jeugdwet
Door
decentralisatie
van
taken
op
het
gebied
van
jeugdzorg,
maatschappelijke
ondersteuning
en
arbeidsparticipatie werd het takenpakket van de gemeenten in 2015 flink uitgebreid. Het uitgangspunt was dat
deze transitie budgettair neutraal zou verlopen. Dit is echter totaal niet realistisch gebleken. De afgelopen jaren
was er een toename van de vraag te zien. Dit heeft geleid tot een opwaartse druk op de budgetten. Daarom is en
wordt er op een breed front ingezet om meer grip te krijgen op de budgetten. Dit lijkt zijn vruchten af te werpen.
Het maximale risico schatten we nog in op een bedrag van € 0,2 miljoen. Vanwege het structurele karakter is dit
bedrag verdubbeld.
Beschikbare weerstandscapaciteit
Met de beschikbare weerstandscapaciteit bedoelen we de aanwezige middelen en mogelijkheden waarover de
gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit.
Tot de incidentele weerstandscapaciteit (in het vermogen) behoren de algemene reserve niet vrij besteedbaar en
de reserve bouwgrondexploitatie.
Tot de structurele weerstandscapaciteit (in de exploitatie) behoren de post onvoorzien (jaarlijks minimaal
€ 250.000) en de onbenutte belastingcapaciteit; de riool- en afvalstoffenheffing mogen maximaal kostendekkend
zijn (inclusief compensabele BTW). Voor de jaren 2023 tot en met 2025 is er voor de afvalstoffenheffing sprake
van een kostendekkendheid van 95%. Er is dus een zeer geringe ruimte om extra middelen te genereren. Voor
de berekening van de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting wordt het tarief volgens de norm
van artikel 12 Financiële verhoudingswet gehanteerd.
De beschikbare weerstandscapaciteit voor de periode tot en met 2026 is als volgt bepaald:
(ultimo jaar in miljoen €)
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
Vermogen:
Algemene reserve niet vrij besteedbaar
17,9
20,1
20,1
24,6
27,8
28,7
Reserve bouwgrondexploitatie
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Exploitatie:
Onbenutte belastingcapaciteit OZB
2,5
2,5
2,5
2,5
2,5
2,5
Onvoorzien
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
0,2
Beschikbare weerstandscapaciteit:
20,6
22,8
22,8
27,3
30,5
31,4
Kengetallen financiële positie
Op grond van het BBV dient een verplichte basisset aan financiële kengetallen in de onderhavige paragraaf
opgenomen te worden. De kengetallen geven gezamenlijk op eenvoudige wijze inzicht in de financiële positie.
Ook moet de ontwikkeling van de kengetallen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar weergegeven
worden.
1. Structurele exploitatieruimte
Betekenis
Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele vrije ruimte is. Daarnaast geeft dit kengetal ook aan of de
gemeente in staat is om structurele tegenvallers op te vangen dan wel of er nog ruimte is voor nieuw beleid.
Berekeningswijze
Op basis van het overzicht “incidentele baten en lasten” kan het saldo van de structurele baten en structurele
lasten worden berekend. Vervolgens wordt hierbij het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan
reserves opgeteld. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door de uitkomst te delen door de totale baten
(zie artikel 17 onderdeel c van het BBV = exclusief mutaties reserves) en uit te drukken in een percentage.
Norm
In het financieel toezicht wordt de begroting van een gemeente langs de lat gelegd die geldt voor artikel 12-
gemeenten. Voor het bedrag voor onvoorzien (conform het BBV artikel 8, lid 1) wordt bij artikel 12-gemeenten
uitgegaan van de vuistregel van 0,6% van de som van de uitkering Gemeentefonds (algemene uitkering plus
integratie- en decentralisatie-uitkeringen) en de OZB-capaciteit. Een gemeente zou in de begroting dit bedrag aan
ruimte moeten ramen om structurele tegenvallers op te kunnen vangen. Uitgedrukt in een percentage van de
totale baten komt dit voor Tholen neer op circa 0,4%. Wij zetten de structurele exploitatieruimte af tegen deze
norm.
Voldoende
Structurele exploitatieruimte hoger of gelijk aan 0,4%
Matig
Structurele exploitatieruimte tussen 0% en 0,4%
Onvoldoende
Structurele exploitatieruimte kleiner dan 0%
Berekening
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
Totale structurele lasten (excl. onvoorzien)
67.886
84.706
75.947
69.806
68.495
71.663
B
Totale structurele baten
70.874
86.688
79.727
72.935
72.653
73.009
C
Totale struct. toevoegingen reserves
72
72
32
32
32
32
D
Totale struct. onttrekkingen reserves
17
0
0
0
0
0
E
Tot. baten (excl. reservemutaties)
75.416
86.688
79.727
77.135
75.450
73.568
Struct. expl.ruimte ((B-A)+(D-C))/Ex100%
3,9%
2,2%
4,7%
4,0%
5,5%
1,8%
Conclusie
De structurele ruimte in de exploitatie kan als voldoende worden gekwalificeerd.
2. Ratio weerstandsvermogen
Betekenis
De ratio weerstandsvermogen geeft het vermogen aan om tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat de
continuïteit in gevaar komt.
Berekeningswijze
De ratio weerstandsvermogen wordt uitgedrukt als de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde
weerstandscapaciteit (risico’s).
Norm
Voldoende
Vanaf 1,0
Matig
Tussen 0,8 en 1,0%
Onvoldoende
Lager dan 0,8
In het kader van ”Tholen (financieel) in balans” heeft u vanaf 2020 een ratio weerstandsvermogen geformuleerd
van 1,5.
Berekening
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
Beschikbare weerstandscapaciteit
20.600
22.800
22.800
27.300
30.500
31.400
B
Benodigde weerstandscapaciteit (risico’s)
2.800
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
Ratio weerstandsvermogen (A/B)
7,4
9,1
9,1
10,9
12,2
12,6
Conclusie
De ratio weerstandsvermogen is veel hoger dan de doelstelling van 1,5. In bovenstaande tabel groeit de ratio tot
12,6 in 2026. De sterke groei van de ratio weerstandsvermogen wordt veroorzaakt door de afname van de
benodigde weerstandscapaciteit enerzijds door het verwerken van inflatie in de begroting 2023 en een reeds
gerealiseerde bezuiniging op de tekorten bij de uitvoering van de WMO. Anderzijds door het reserveren van
verwachte winsten uit de grondexploitatie, dit is nodig om de solvabiliteit naar 30% te krijgen.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis
De solvabiliteitsratio geeft de mate aan waarin de gemeentelijke bezittingen zijn afbetaald (niet belast met
schulden).
Berekeningswijze
De solvabiliteitsratio wordt uitgedrukt als de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal. De
solvabiliteitsratio is het spiegelbeeld van de schuldratio.
Norm
In de VNG-uitgave ”Houdbare gemeentefinanciën” is aangegeven dat wanneer de solvabiliteit hoger is dan 30%
dit als voldoende kan worden bestempeld en lager dan 20% als onvoldoende. In het kader van ”Tholen
(financieel) in balans” heeft uw raad als doelstelling een solvabiliteit van 20% in 2022 geformuleerd. Bij de
kadernota 2022 is deze doelstelling bijgesteld naar 30% in 2030.
Voldoende
Vanaf 30%
Matig
20% tot 30%
Onvoldoende
Tot 20%
Berekening
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
Eigen vermogen (cf. art. 42 BBV)
26.035
26.643
28.008
33.208
38.476
39.691
B
Balanstotaal
103.606
98.369
107.390
108.828
109.872
107.987
Solvabiliteit (A/B) x 100%
25%
27%
26%
31%
35%
37%
Conclusie
Door de verwachte winstnemingen op grond van de door uw raad vastgestelde grondexploitaties verbetert de
solvabiliteit. De gewenste 20% is inmiddels bereikt. We hanteren bij de winstnemingen het principe t-2. Dit
betekent dat we de verwachte winstneming voor het jaar 2021 in de jaarschijf 2023 verwerkt hebben. Deze
systematiek zorgt er voor dat we geen uitgaven dekken met winsten die nog niet gerealiseerd zijn.
4a. Netto schuldquote
Betekenis
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de (netto) schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de
inkomsten. De hoogte van de inkomsten bepaalt namelijk in belangrijke mate hoeveel schulden een gemeente
kan dragen. Hoe hoger het inkomen des te meer schuld een gemeente kan aangaan.
Berekeningswijze
De netto schuldquote betreft de netto schuld als aandeel van de totale inkomsten (voor reservemutaties). De
netto schuld wordt berekend als de som van de onderhandse leningen, overige vaste schuld, kortlopende schuld
en overlopende passiva minus de langlopende uitzettingen, kortlopende (debiteuren)vorderingen en uitzettingen,
liquide middelen en overlopende activa.
Norm
In de VNG-uitgave ”Houdbare gemeentefinanciën” is aangegeven dat wanneer de schuld lager is dan de
jaaromzet (< 100%) dit als voldoende kan worden bestempeld en boven de 130% als onvoldoende. Omgerekend
komt dit laatste percentage ongeveer overeen met het Europese schuldplafond van 60% van het bbp.
Voldoende
Tot 100%
Matig
100% tot 130%
Onvoldoende
Vanaf 130%
Berekening
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
59.853
55.715
51.578
46.142
42.204
38.266
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
3.191
3.191
15.799
16.659
17.066
17.993
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
5.167
5.167
5.167
5.167
5.167
5.167
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid d, e en f)
2.763
2.763
2.763
2.763
2.763
2.763
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
27.757
13.079
8.057
8.057
8.057
8.057
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
101
101
101
101
101
101
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
998
998
998
998
998
998
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
75.416
86.688
79.727
77.135
75.450
73.568
Netto schuldq. (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
49%
54%
76%
73%
70%
67%
Conclusie
De netto schuldquote kan als voldoende worden aangemerkt.
Voor een goed oordeel over de hoogte van de netto schuldquote van een gemeente is een diepere analyse
nodig. Twee belangrijke factoren nuanceren het beeld. Ten eerste kan een grote portefeuille uitgeleende gelden
aan derden en aan verbonden partijen het beeld vertekenen. Ten tweede kunnen grote voorraden bouwgrond het
beeld vertekenen. Bij een meer dan gemiddelde voorraad bouwgrond of een grote portefeuille uitgeleend geld,
zoals bij onze gemeente het geval is, is een netto schuldquote hoger dan 130% minder alarmerend.
4b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen
Betekenis
Een
gemeente
met
veel
verstrekte
leningen
heeft
normaliter
veel
schulden,
welke
onder
normale
omstandigheden niet op de begroting drukken. Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen,
wordt de netto schuldquote hieronder gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Op deze manier wordt duidelijk
in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.
Berekeningswijze
De wijze waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de
netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden opgenomen
(zie artikel 36 lid b en c BBV).
Norm
Zie 4a.
Berekening
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
Vaste schulden (cf. art. 46 BBV)
59.853
55.715
51.578
46.142
42.204
38.266
B
Netto vlottende schuld (cf. art. 48 BBV)
3.191
3.191
15.799
16.659
17.066
17.993
C
Overlopende passiva (cf. art. 49 BBV)
5.167
5.167
5.167
5.167
5.167
5.167
D
Financiële activa (cf. art. 36 lid d, e en f)
5.965
8.301
8.801
8.801
8.801
8.801
E
Uitzettingen < 1 jaar (cf. art. 39 BBV)
27.757
13.079
8.057
8.057
8.057
8.057
F
Liquide middelen (cf. art. 40 BBV)
101
101
101
101
101
101
G
Overlopende activa (cf. art. 40a BBV)
998
998
998
998
998
998
H
Tot. baten (excl. reservemutaties)
75.416
86.688
79.727
77.135
75.450
73.568
Netto schuldq. (A+B+C-D-E-F-G)/Hx100%
44%
48%
68%
65%
62%
59%
Conclusie
De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen kan als voldoende worden aangemerkt.
5. Kengetal grondexploitatie
Betekenis
Het
kengetal
grondexploitatie
geeft
aan
welk
deel
van
de
netto-schuldquote
veroorzaakt
wordt
door de
grondexploitatie. Een gemeente met veel grondvoorraden heeft normaliter veel schulden, welke bij normale
marktomstandigheden niet op de begroting drukken. Als de markt tegenzit, gaat dit echter niet meer op. Een
gemeente met veel grondvoorraden kan dan een probleem krijgen vanwege de schulden die voor de aanschaf
zijn aangegaan. De afgelopen jaren is gebleken dat de grondexploitatie een forse impact kan hebben op de
financiële positie van een gemeente.
Berekeningswijze
Voor de berekening van het kengetal wordt de bouwgrond in exploitatie gedeeld door de totale baten uit de
programmabegroting of jaarstukken (exclusief mutaties reserves) en uitgedrukt in een percentage.
Norm
Een norm voor het kengetal grondexploitatie is lastig te bepalen. De boekwaarde van de voorraad grond zegt
namelijk niets over de relatie tussen de vraag naar en aanbod van bouwgrond. Om deze reden is er geen norm
verbonden aan het kengetal grondexploitatie. De boekwaarde van de gronden geeft wel aan of een gemeente
veel middelen heeft gestopt in haar grondexploitatie.
Berekening
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
Voorraden bouwgrond in exploitatie
3.055
-9.142
-2.248
630
2.588
-750
B
Tot. baten (excl. reservemutaties)
75.416
86.688
79.727
77.135
75.450
73.601
Grondexploitatie A/B x 100%
4%
-11%
-3%
1%
3%
-1%
Conclusie
Het kengetal is de komende jaren laag en tevens vrij stabiel.
6. Belastingcapaciteit: woonlasten meerpersoonshuishouden
Betekenis
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale
woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten
worden verstaan de OZB, de rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in
die gemeente.
Berekeningswijze
De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoons-
huishouden in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 in en uit te drukken in een percentage.
Norm
De gemeentelijke woonlasten zijn begrensd op het landelijk gemiddelde.
Berekening
De (ongewogen) gemiddelde woonlasten van gemeenten in 2022, op basis van de cijfers van het COELO,
bedragen € 904. Het gemiddelde over 2021 bedraagt € 811.
Ultimo jaar
R 2021
B 2022
B 2023
B 2024
B 2025
B 2026
A
OZB-lasten voor gezin bij gem. WOZ-waarde
259
274
316
322
325
328
B
Rioolheffing voor gezin
206
206
206
206
206
206
C
Afvalstoffenheffing voor gezin
269
276
277
287
302
322
D
Tot. woonlasten voor gezin (A+B+C)
734
756
799
815
833
856
E
Woonlasten landelijk gem. gezin (t-1)
777
811
904
922
940
959
Woonlasten t.o.v. landelijk gem. (D/E)x100%
94%
93%
88%
88%
87%
89%
Conclusie
De totale woonlasten bevinden zich onder het landelijk gemiddelde van t-1 (vanaf jaarschijf 2024 is voor het
landelijk gemiddelde uitgegaan van een stijging van 2%).